Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Verblikken (to do) conjugation

Dutch
2 examples
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
verblik
verblikt
verblikt
verblikken
verblikken
verblikken
Present perfect tense
ben verblikt
bent verblikt
is verblikt
zijn verblikt
zijn verblikt
zijn verblikt
Past tense
verblikte
verblikte
verblikte
verblikten
verblikten
verblikten
Future tense
zal verblikken
zult verblikken
zal verblikken
zullen verblikken
zullen verblikken
zullen verblikken
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou verblikken
zou verblikken
zou verblikken
zouden verblikken
zouden verblikken
zouden verblikken
Subjunctive mood
verblikke
verblikke
verblikke
verblikke
verblikke
verblikke
Past perfect tense
was verblikt
was verblikt
was verblikt
waren verblikt
waren verblikt
waren verblikt
Future perf.
zal verblikt zijn
zal verblikt zijn
zal verblikt zijn
zullen verblikt zijn
zullen verblikt zijn
zullen verblikt zijn
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou verblikt zijn
zou verblikt zijn
zou verblikt zijn
zouden verblikt zijn
zouden verblikt zijn
zouden verblikt zijn
Du
Ihr
Imperative mood
verblik
verblikt

Examples of verblikken

Example in DutchTranslation in English
Hij verblikte of verbloosde niet.He didn't blink.
Je hebt haar kast vernield en ze verblikte of verbloosde niet.You trashed her closet yet she didn't bat an eyelid.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

verblijden
gladden
verblijven
stay
verblinden
dazzle
verklikken
discolour
verkwikken
refresh
verslikken
abrade
verstikken
suffocate
verwrikken
do
verzwikken
sprain

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.