Uitwinnen (to sell up) conjugation

Dutch

Conjugation of uitwinnen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
win uit
I sell up
wint uit
you sell up
wint uit
he/she/it sells up
winnen uit
we sell up
winnen uit
you all sell up
winnen uit
they sell up
Present perfect tense
heb uitgewonnen
I have sold up
hebt uitgewonnen
you have sold up
heeft uitgewonnen
he/she/it has sold up
hebben uitgewonnen
we have sold up
hebben uitgewonnen
you all have sold up
hebben uitgewonnen
they have sold up
Past tense
won uit
I sold up
won uit
you sold up
won uit
he/she/it sold up
wonnen uit
we sold up
wonnen uit
you all sold up
wonnen uit
they sold up
Future tense
zal uitwinnen
I will sell up
zult uitwinnen
you will sell up
zal uitwinnen
he/she/it will sell up
zullen uitwinnen
we will sell up
zullen uitwinnen
you all will sell up
zullen uitwinnen
they will sell up
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou uitwinnen
I would sell up
zou uitwinnen
you would sell up
zou uitwinnen
he/she/it would sell up
zouden uitwinnen
we would sell up
zouden uitwinnen
you all would sell up
zouden uitwinnen
they would sell up
Subjunctive mood
winne uit
I sell up
winne uit
you sell up
winne uit
he/she/it sell up
winne uit
we sell up
winne uit
you all sell up
winne uit
they sell up
Past perfect tense
had uitgewonnen
I had sold up
had uitgewonnen
you had sold up
had uitgewonnen
he/she/it had sold up
hadden uitgewonnen
we had sold up
hadden uitgewonnen
you all had sold up
hadden uitgewonnen
they had sold up
Future perf.
zal uitgewonnen hebben
I will have sold up
zal uitgewonnen hebben
you will have sold up
zal uitgewonnen hebben
he/she/it will have sold up
zullen uitgewonnen hebben
we will have sold up
zullen uitgewonnen hebben
you all will have sold up
zullen uitgewonnen hebben
they will have sold up
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou uitgewonnen hebben
I would have sold up
zou uitgewonnen hebben
you would have sold up
zou uitgewonnen hebben
he/she/it would have sold up
zouden uitgewonnen hebben
we would have sold up
zouden uitgewonnen hebben
you all would have sold up
zouden uitgewonnen hebben
they would have sold up
Present bijzin tense
uitwin
I sell up
uitwint
you sell up
uitwint
he/she/it sells up
uitwinnen
we sell up
uitwinnen
you all sell up
uitwinnen
they sell up
Past bijzin tense
uitwon
I sold up
uitwon
you sold up
uitwon
he/she/it sold up
uitwonnen
we sold up
uitwonnen
you all sold up
uitwonnen
they sold up
Future bijzin tense
zal uitwinnen
I will sell up
zult uitwinnen
you will sell up
zal uitwinnen
he/she/it will sell up
zullen uitwinnen
we will sell up
zullen uitwinnen
you all will sell up
zullen uitwinnen
they will sell up
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou uitwinnen
I would sell up
zou uitwinnen
you would sell up
zou uitwinnen
he/she/it would sell up
zouden uitwinnen
we would sell up
zouden uitwinnen
you all would sell up
zouden uitwinnen
they would sell up
Subjunctive bijzin mood
uitwinne
I sell up
uitwinne
you sell up
uitwinne
he/she/it sell up
uitwinne
we sell up
uitwinne
you all sell up
uitwinne
they sell up
Du
Ihr
Imperative mood
win uit
sell up
wint uit
sell up

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

uitbannen
expel
uitdunnen
do
uitpennen
do
uitrennen
run out
uitwieden
weed
uitwijden
dwell
uitwijken
dwell
uitwijzen
extradite
uitwippen
lift up
uitwissen
delete

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

uitsliepen
do
uitstomen
steam
uitvallen
fall out
uitvangen
do
uitvenen
do
uitwijzen
extradite
uitwinteren
do
uitzaaien
sow
uitzakken
do
uitzoeken
select

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'sell up':

None found.
Learning languages?