Cooljugator Logo Get a Dutch Tutor

uitwijken

to dwell

Looking for learning resources? Study with our courses! Get a full course →

Conjugation of uitwijken

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
wijk uit
I dwell
wijkt uit
you dwell
wijkt uit
he/she/it dwells
wijken uit
we dwell
wijken uit
you all dwell
wijken uit
they dwell
Present perfect tense
heb uitgeweken
I have dwelt
hebt uitgeweken
you have dwelt
heeft uitgeweken
he/she/it has dwelt
hebben uitgeweken
we have dwelt
hebben uitgeweken
you all have dwelt
hebben uitgeweken
they have dwelt
Past tense
week uit
I dwelt
week uit
you dwelt
week uit
he/she/it dwelt
weken uit
we dwelt
weken uit
you all dwelt
weken uit
they dwelt
Future tense
zal uitwijken
I will dwell
zult uitwijken
you will dwell
zal uitwijken
he/she/it will dwell
zullen uitwijken
we will dwell
zullen uitwijken
you all will dwell
zullen uitwijken
they will dwell
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou uitwijken
I would dwell
zou uitwijken
you would dwell
zou uitwijken
he/she/it would dwell
zouden uitwijken
we would dwell
zouden uitwijken
you all would dwell
zouden uitwijken
they would dwell
Subjunctive mood
wijke uit
I dwell
wijke uit
you dwell
wijke uit
he/she/it dwell
wijke uit
we dwell
wijke uit
you all dwell
wijke uit
they dwell
Past perfect tense
had uitgeweken
I had dwelt
had uitgeweken
you had dwelt
had uitgeweken
he/she/it had dwelt
hadden uitgeweken
we had dwelt
hadden uitgeweken
you all had dwelt
hadden uitgeweken
they had dwelt
Future perf.
zal uitgeweken hebben
I will have dwelt
zal uitgeweken hebben
you will have dwelt
zal uitgeweken hebben
he/she/it will have dwelt
zullen uitgeweken hebben
we will have dwelt
zullen uitgeweken hebben
you all will have dwelt
zullen uitgeweken hebben
they will have dwelt
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou uitgeweken hebben
I would have dwelt
zou uitgeweken hebben
you would have dwelt
zou uitgeweken hebben
he/she/it would have dwelt
zouden uitgeweken hebben
we would have dwelt
zouden uitgeweken hebben
you all would have dwelt
zouden uitgeweken hebben
they would have dwelt
Present bijzin tense
uitwijk
I dwell
uitwijkt
you dwell
uitwijkt
he/she/it dwells
uitwijken
we dwell
uitwijken
you all dwell
uitwijken
they dwell
Past bijzin tense
uitweek
I dwelt
uitweek
you dwelt
uitweek
he/she/it dwelt
uitweken
we dwelt
uitweken
you all dwelt
uitweken
they dwelt
Future bijzin tense
zal uitwijken
I will dwell
zult uitwijken
you will dwell
zal uitwijken
he/she/it will dwell
zullen uitwijken
we will dwell
zullen uitwijken
you all will dwell
zullen uitwijken
they will dwell
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou uitwijken
I would dwell
zou uitwijken
you would dwell
zou uitwijken
he/she/it would dwell
zouden uitwijken
we would dwell
zouden uitwijken
you all would dwell
zouden uitwijken
they would dwell
Subjunctive bijzin mood
uitwijke
I dwell
uitwijke
you dwell
uitwijke
he/she/it dwell
uitwijke
we dwell
uitwijke
you all dwell
uitwijke
they dwell
Du
Ihr
Imperative mood
wijk uit
dwell
wijkt uit
dwell