Uitwijken (to dwell) conjugation

Dutch

Conjugation of uitwijken

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
wijk uit
I dwell
wijkt uit
you dwell
wijkt uit
he/she/it dwells
wijken uit
we dwell
wijken uit
you all dwell
wijken uit
they dwell
Present perfect tense
heb uitgeweken
I have dwelt
hebt uitgeweken
you have dwelt
heeft uitgeweken
he/she/it has dwelt
hebben uitgeweken
we have dwelt
hebben uitgeweken
you all have dwelt
hebben uitgeweken
they have dwelt
Past tense
week uit
I dwelt
week uit
you dwelt
week uit
he/she/it dwelt
weken uit
we dwelt
weken uit
you all dwelt
weken uit
they dwelt
Future tense
zal uitwijken
I will dwell
zult uitwijken
you will dwell
zal uitwijken
he/she/it will dwell
zullen uitwijken
we will dwell
zullen uitwijken
you all will dwell
zullen uitwijken
they will dwell
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou uitwijken
I would dwell
zou uitwijken
you would dwell
zou uitwijken
he/she/it would dwell
zouden uitwijken
we would dwell
zouden uitwijken
you all would dwell
zouden uitwijken
they would dwell
Subjunctive mood
wijke uit
I dwell
wijke uit
you dwell
wijke uit
he/she/it dwell
wijke uit
we dwell
wijke uit
you all dwell
wijke uit
they dwell
Past perfect tense
had uitgeweken
I had dwelt
had uitgeweken
you had dwelt
had uitgeweken
he/she/it had dwelt
hadden uitgeweken
we had dwelt
hadden uitgeweken
you all had dwelt
hadden uitgeweken
they had dwelt
Future perf.
zal uitgeweken hebben
I will have dwelt
zal uitgeweken hebben
you will have dwelt
zal uitgeweken hebben
he/she/it will have dwelt
zullen uitgeweken hebben
we will have dwelt
zullen uitgeweken hebben
you all will have dwelt
zullen uitgeweken hebben
they will have dwelt
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou uitgeweken hebben
I would have dwelt
zou uitgeweken hebben
you would have dwelt
zou uitgeweken hebben
he/she/it would have dwelt
zouden uitgeweken hebben
we would have dwelt
zouden uitgeweken hebben
you all would have dwelt
zouden uitgeweken hebben
they would have dwelt
Present bijzin tense
uitwijk
I dwell
uitwijkt
you dwell
uitwijkt
he/she/it dwells
uitwijken
we dwell
uitwijken
you all dwell
uitwijken
they dwell
Past bijzin tense
uitweek
I dwelt
uitweek
you dwelt
uitweek
he/she/it dwelt
uitweken
we dwelt
uitweken
you all dwelt
uitweken
they dwelt
Future bijzin tense
zal uitwijken
I will dwell
zult uitwijken
you will dwell
zal uitwijken
he/she/it will dwell
zullen uitwijken
we will dwell
zullen uitwijken
you all will dwell
zullen uitwijken
they will dwell
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou uitwijken
I would dwell
zou uitwijken
you would dwell
zou uitwijken
he/she/it would dwell
zouden uitwijken
we would dwell
zouden uitwijken
you all would dwell
zouden uitwijken
they would dwell
Subjunctive bijzin mood
uitwijke
I dwell
uitwijke
you dwell
uitwijke
he/she/it dwell
uitwijke
we dwell
uitwijke
you all dwell
uitwijke
they dwell
Du
Ihr
Imperative mood
wijk uit
dwell
wijkt uit
dwell

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

ontwijken
dodge
uitkijken
be careful
uitwerken
work out
uitwieden
weed
uitwijden
dwell
uitwijzen
extradite
uitwinnen
sell up
uitwippen
lift up
uitwissen
delete

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

uitspoken
get up to
uitvloeien
liquify
uitvlooien
do
uitvogelen
figure out
uitwasemen
exhale
uitwerpen
eject
uitwijden
dwell
uitwijzen
extradite
uitwinnen
sell up
uitzitten
sing out

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'dwell':

None found.
Learning languages?