Uitrennen (to run out) conjugation

Dutch
13 examples

Conjugation of uitrennen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
ren uit
I run out
rent uit
you run out
rent uit
he/she/it runs out
rennen uit
we run out
rennen uit
you all run out
rennen uit
they run out
Present perfect tense
ben uitgerend
I have run out
bent uitgerend
you have run out
is uitgerend
he/she/it has run out
zijn uitgerend
we have run out
zijn uitgerend
you all have run out
zijn uitgerend
they have run out
Past tense
rende uit
I ran out
rende uit
you ran out
rende uit
he/she/it ran out
renden uit
we ran out
renden uit
you all ran out
renden uit
they ran out
Future tense
zal uitrennen
I will run out
zult uitrennen
you will run out
zal uitrennen
he/she/it will run out
zullen uitrennen
we will run out
zullen uitrennen
you all will run out
zullen uitrennen
they will run out
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou uitrennen
I would run out
zou uitrennen
you would run out
zou uitrennen
he/she/it would run out
zouden uitrennen
we would run out
zouden uitrennen
you all would run out
zouden uitrennen
they would run out
Subjunctive mood
renne uit
I run out
renne uit
you run out
renne uit
he/she/it run out
renne uit
we run out
renne uit
you all run out
renne uit
they run out
Past perfect tense
was uitgerend
I had run out
was uitgerend
you had run out
was uitgerend
he/she/it had run out
waren uitgerend
we had run out
waren uitgerend
you all had run out
waren uitgerend
they had run out
Future perf.
zal uitgerend zijn
I will have run out
zal uitgerend zijn
you will have run out
zal uitgerend zijn
he/she/it will have run out
zullen uitgerend zijn
we will have run out
zullen uitgerend zijn
you all will have run out
zullen uitgerend zijn
they will have run out
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou uitgerend zijn
I would have run out
zou uitgerend zijn
you would have run out
zou uitgerend zijn
he/she/it would have run out
zouden uitgerend zijn
we would have run out
zouden uitgerend zijn
you all would have run out
zouden uitgerend zijn
they would have run out
Present bijzin tense
uitren
I run out
uitrent
you run out
uitrent
he/she/it runs out
uitrennen
we run out
uitrennen
you all run out
uitrennen
they run out
Past bijzin tense
uitrende
I ran out
uitrende
you ran out
uitrende
he/she/it ran out
uitrenden
we ran out
uitrenden
you all ran out
uitrenden
they ran out
Future bijzin tense
zal uitrennen
I will run out
zult uitrennen
you will run out
zal uitrennen
he/she/it will run out
zullen uitrennen
we will run out
zullen uitrennen
you all will run out
zullen uitrennen
they will run out
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou uitrennen
I would run out
zou uitrennen
you would run out
zou uitrennen
he/she/it would run out
zouden uitrennen
we would run out
zouden uitrennen
you all would run out
zouden uitrennen
they would run out
Subjunctive bijzin mood
uitrenne
I run out
uitrenne
you run out
uitrenne
he/she/it run out
uitrenne
we run out
uitrenne
you all run out
uitrenne
they run out
Du
Ihr
Imperative mood
ren uit
run out
rent uit
run out

Examples of uitrennen

Example in DutchTranslation in English
Als ik jullie vertel hoe deze kneus was toen hij hier was, zou hij de kamer huilend uitrennen.Yeah, well, yeah, if I told you what this putz was like when he was here, he'd run out of the room crying.
De eerste keer dat ik het zag, wilde ik het gebouw uitrennen.Um, the first time I saw it, I wanted to run out of the building.
Je kunt de deur nog uitrennen en het huwelijk annuleren.You could run out the door, annul the marriage.
Ons kind kan niet gillend de kamer uitrennen.Our kid can't run out of the room screaming.
Papa en mama en wat we ook kunnen grijpen voor we de deur uitrennen.Dad and mom and whatever we can grab Before we run out the door.
Dr. Mott is eindelijk uitgerend van alle dingen waar hij bang voor was.Dr. Mott has finally run out of things to be afraid of.
Hij rende uit de kelder.He ran out of the cellar.
Iemand rende uit dit huis na een luidruchtige, bloederige moord.Yeah, well, someone ran out of this house after committing a messy, noisy murder.
Ik hoorde schoten, ik rende uit de bar.I heard shots. I ran out of the bar.
De brand brak uit, we renden uit de bar en daar lag het in de container.It is not up to me when this baby comes. Yeah, the fire started, we ran out of the bar, and they were right there in the dumpster.
Ik meende 'm al te zien toen ik 't park uitrende.You're right. I forgot. I though I've seen him when I ran out of the park.
Toen ik de steeg uitrende... stond Ransom bij Joey, die op straat lag.When I ran out of the alley, I saw Ransom standing over Joey, who was lying in the street.
Tot hij Otto's tietenstrop vond en de deur uitrende.Till he found Otto's tit sling and he ran out the door

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

uitbannen
expel
uitdunnen
do
uitpennen
do
uitreiken
rain out
uitrekken
lengthen
uitwinnen
sell up

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'run out':

None found.
Learning languages?