Uitbannen (to expel) conjugation

Dutch
1 examples

Conjugation of uitbannen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
ban uit
I expel
bant uit
you expel
bant uit
he/she/it expels
bannen uit
we expel
bannen uit
you all expel
bannen uit
they expel
Present perfect tense
heb uitgebannen
I have expelled
hebt uitgebannen
you have expelled
heeft uitgebannen
he/she/it has expelled
hebben uitgebannen
we have expelled
hebben uitgebannen
you all have expelled
hebben uitgebannen
they have expelled
Past tense
bande uit
I expelled
bande uit
you expelled
bande uit
he/she/it expelled
banden uit
we expelled
banden uit
you all expelled
banden uit
they expelled
Future tense
zal uitbannen
I will expel
zult uitbannen
you will expel
zal uitbannen
he/she/it will expel
zullen uitbannen
we will expel
zullen uitbannen
you all will expel
zullen uitbannen
they will expel
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou uitbannen
I would expel
zou uitbannen
you would expel
zou uitbannen
he/she/it would expel
zouden uitbannen
we would expel
zouden uitbannen
you all would expel
zouden uitbannen
they would expel
Subjunctive mood
banne uit
I expel
banne uit
you expel
banne uit
he/she/it expel
banne uit
we expel
banne uit
you all expel
banne uit
they expel
Past perfect tense
had uitgebannen
I had expelled
had uitgebannen
you had expelled
had uitgebannen
he/she/it had expelled
hadden uitgebannen
we had expelled
hadden uitgebannen
you all had expelled
hadden uitgebannen
they had expelled
Future perf.
zal uitgebannen hebben
I will have expelled
zal uitgebannen hebben
you will have expelled
zal uitgebannen hebben
he/she/it will have expelled
zullen uitgebannen hebben
we will have expelled
zullen uitgebannen hebben
you all will have expelled
zullen uitgebannen hebben
they will have expelled
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou uitgebannen hebben
I would have expelled
zou uitgebannen hebben
you would have expelled
zou uitgebannen hebben
he/she/it would have expelled
zouden uitgebannen hebben
we would have expelled
zouden uitgebannen hebben
you all would have expelled
zouden uitgebannen hebben
they would have expelled
Present bijzin tense
uitban
I expel
uitbant
you expel
uitbant
he/she/it expels
uitbannen
we expel
uitbannen
you all expel
uitbannen
they expel
Past bijzin tense
uitbande
I expelled
uitbande
you expelled
uitbande
he/she/it expelled
uitbanden
we expelled
uitbanden
you all expelled
uitbanden
they expelled
Future bijzin tense
zal uitbannen
I will expel
zult uitbannen
you will expel
zal uitbannen
he/she/it will expel
zullen uitbannen
we will expel
zullen uitbannen
you all will expel
zullen uitbannen
they will expel
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou uitbannen
I would expel
zou uitbannen
you would expel
zou uitbannen
he/she/it would expel
zouden uitbannen
we would expel
zouden uitbannen
you all would expel
zouden uitbannen
they would expel
Subjunctive bijzin mood
uitbanne
I expel
uitbanne
you expel
uitbanne
he/she/it expel
uitbanne
we expel
uitbanne
you all expel
uitbanne
they expel
Du
Ihr
Imperative mood
ban uit
expel
bant uit
expel

Examples of uitbannen

Example in DutchTranslation in English
Maar... onze mindere mannen, als zij weten wat een Deen weet, kan angst uitgebannen worden door kennis.But our lesser men, if they can know what a Dane knows, fear can be expelled with knowledge.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

uitbakken
let it get crisp
uitboenen
do
uitdunnen
do
uitpennen
do
uitrennen
run out
uitwinnen
sell up

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

tonen
show
transformeren
transform
troetelen
cuddle
turven
tally
typen
type
uitbalanceren
do
uitbarsten
erupt
uitbloeden
bleed
uitbuiten
exploit
uitdampen
evaporate

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'expel':

None found.
Learning languages?