Terugreizen (to return journeys) conjugation

Dutch
1 examples

Conjugation of terugreizen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
reis terug
I return journeys
reist terug
you return journeys
reist terug
he/she/it returns journeys
reizen terug
we return journeys
reizen terug
you all return journeys
reizen terug
they return journeys
Present perfect tense
ben teruggereisd
I have returned journeys
bent teruggereisd
you have returned journeys
is teruggereisd
he/she/it has returned journeys
zijn teruggereisd
we have returned journeys
zijn teruggereisd
you all have returned journeys
zijn teruggereisd
they have returned journeys
Past tense
reisde terug
I returned journeys
reisde terug
you returned journeys
reisde terug
he/she/it returned journeys
reisden terug
we returned journeys
reisden terug
you all returned journeys
reisden terug
they returned journeys
Future tense
zal terugreizen
I will return journeys
zult terugreizen
you will return journeys
zal terugreizen
he/she/it will return journeys
zullen terugreizen
we will return journeys
zullen terugreizen
you all will return journeys
zullen terugreizen
they will return journeys
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou terugreizen
I would return journeys
zou terugreizen
you would return journeys
zou terugreizen
he/she/it would return journeys
zouden terugreizen
we would return journeys
zouden terugreizen
you all would return journeys
zouden terugreizen
they would return journeys
Subjunctive mood
reize terug
I return journeys
reize terug
you return journeys
reize terug
he/she/it return journeys
reize terug
we return journeys
reize terug
you all return journeys
reize terug
they return journeys
Past perfect tense
was teruggereisd
I had returned journeys
was teruggereisd
you had returned journeys
was teruggereisd
he/she/it had returned journeys
waren teruggereisd
we had returned journeys
waren teruggereisd
you all had returned journeys
waren teruggereisd
they had returned journeys
Future perf.
zal teruggereisd zijn
I will have returned journeys
zal teruggereisd zijn
you will have returned journeys
zal teruggereisd zijn
he/she/it will have returned journeys
zullen teruggereisd zijn
we will have returned journeys
zullen teruggereisd zijn
you all will have returned journeys
zullen teruggereisd zijn
they will have returned journeys
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou teruggereisd zijn
I would have returned journeys
zou teruggereisd zijn
you would have returned journeys
zou teruggereisd zijn
he/she/it would have returned journeys
zouden teruggereisd zijn
we would have returned journeys
zouden teruggereisd zijn
you all would have returned journeys
zouden teruggereisd zijn
they would have returned journeys
Present bijzin tense
terugreis
I return journeys
terugreist
you return journeys
terugreist
he/she/it returns journeys
terugreizen
we return journeys
terugreizen
you all return journeys
terugreizen
they return journeys
Past bijzin tense
terugreisde
I returned journeys
terugreisde
you returned journeys
terugreisde
he/she/it returned journeys
terugreisden
we returned journeys
terugreisden
you all returned journeys
terugreisden
they returned journeys
Future bijzin tense
zal terugreizen
I will return journeys
zult terugreizen
you will return journeys
zal terugreizen
he/she/it will return journeys
zullen terugreizen
we will return journeys
zullen terugreizen
you all will return journeys
zullen terugreizen
they will return journeys
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou terugreizen
I would return journeys
zou terugreizen
you would return journeys
zou terugreizen
he/she/it would return journeys
zouden terugreizen
we would return journeys
zouden terugreizen
you all would return journeys
zouden terugreizen
they would return journeys
Subjunctive bijzin mood
terugreize
I return journeys
terugreize
you return journeys
terugreize
he/she/it return journeys
terugreize
we return journeys
terugreize
you all return journeys
terugreize
they return journeys
Du
Ihr
Imperative mood
reis terug
return journeys
reist terug
return journeys

Examples of terugreizen

Example in DutchTranslation in English
dat betekent dat ze zich met duizenden heen en terugreizen moet vetmesten tussen bloem, weide en hol in slechts een paar hectische weken.That means cramming thousands of return journeys between flower, meadow and burrow into just a few hectic weeks.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

terugdraaien
do
teruggroeten
back greetings
terugleggen
replace
terugmarcheren
march back
terugplooien
back pleats
terugrijden
back ride
terugspelen
replay
terugvloeien
reflux
terugvragen
reclaim
terugzien
see back

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'return journeys':

None found.
Learning languages?