Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Terugvloeien (to reflux) conjugation

Dutch
1 examples

Conjugation of terugvloeien

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
vloei terug
I reflux
vloeit terug
you reflux
vloeit terug
he/she/it refluxes
vloeien terug
we reflux
vloeien terug
you all reflux
vloeien terug
they reflux
Present perfect tense
ben teruggevloeid
I have refluxed
bent teruggevloeid
you have refluxed
is teruggevloeid
he/she/it has refluxed
zijn teruggevloeid
we have refluxed
zijn teruggevloeid
you all have refluxed
zijn teruggevloeid
they have refluxed
Past tense
vloeide terug
I refluxed
vloeide terug
you refluxed
vloeide terug
he/she/it refluxed
vloeiden terug
we refluxed
vloeiden terug
you all refluxed
vloeiden terug
they refluxed
Future tense
zal terugvloeien
I will reflux
zult terugvloeien
you will reflux
zal terugvloeien
he/she/it will reflux
zullen terugvloeien
we will reflux
zullen terugvloeien
you all will reflux
zullen terugvloeien
they will reflux
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou terugvloeien
I would reflux
zou terugvloeien
you would reflux
zou terugvloeien
he/she/it would reflux
zouden terugvloeien
we would reflux
zouden terugvloeien
you all would reflux
zouden terugvloeien
they would reflux
Subjunctive mood
vloeie terug
I reflux
vloeie terug
you reflux
vloeie terug
he/she/it reflux
vloeie terug
we reflux
vloeie terug
you all reflux
vloeie terug
they reflux
Past perfect tense
was teruggevloeid
I had refluxed
was teruggevloeid
you had refluxed
was teruggevloeid
he/she/it had refluxed
waren teruggevloeid
we had refluxed
waren teruggevloeid
you all had refluxed
waren teruggevloeid
they had refluxed
Future perf.
zal teruggevloeid zijn
I will have refluxed
zal teruggevloeid zijn
you will have refluxed
zal teruggevloeid zijn
he/she/it will have refluxed
zullen teruggevloeid zijn
we will have refluxed
zullen teruggevloeid zijn
you all will have refluxed
zullen teruggevloeid zijn
they will have refluxed
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou teruggevloeid zijn
I would have refluxed
zou teruggevloeid zijn
you would have refluxed
zou teruggevloeid zijn
he/she/it would have refluxed
zouden teruggevloeid zijn
we would have refluxed
zouden teruggevloeid zijn
you all would have refluxed
zouden teruggevloeid zijn
they would have refluxed
Present bijzin tense
terugvloei
I reflux
terugvloeit
you reflux
terugvloeit
he/she/it refluxes
terugvloeien
we reflux
terugvloeien
you all reflux
terugvloeien
they reflux
Past bijzin tense
terugvloeide
I refluxed
terugvloeide
you refluxed
terugvloeide
he/she/it refluxed
terugvloeiden
we refluxed
terugvloeiden
you all refluxed
terugvloeiden
they refluxed
Future bijzin tense
zal terugvloeien
I will reflux
zult terugvloeien
you will reflux
zal terugvloeien
he/she/it will reflux
zullen terugvloeien
we will reflux
zullen terugvloeien
you all will reflux
zullen terugvloeien
they will reflux
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou terugvloeien
I would reflux
zou terugvloeien
you would reflux
zou terugvloeien
he/she/it would reflux
zouden terugvloeien
we would reflux
zouden terugvloeien
you all would reflux
zouden terugvloeien
they would reflux
Subjunctive bijzin mood
terugvloeie
I reflux
terugvloeie
you reflux
terugvloeie
he/she/it reflux
terugvloeie
we reflux
terugvloeie
you all reflux
terugvloeie
they reflux
Du
Ihr
Imperative mood
vloei terug
reflux
vloeit terug
reflux

Examples of terugvloeien

Example in DutchTranslation in English
Alle stres heeft zijn tol geƫist en zorgde voor het terugvloeien van maagzuur.All the stress that you've been under has taken a toll and caused acid reflux.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

terugsnoeien
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

tellen
count
tenderen
temp tar
terughouden
back hanging
terugplooien
back pleats
terugschrikken
shy
terugsturen
flow back
terugvliegen
fly back
terugvoeren
lead back
thuishouden
take home
tijdrekken
stall

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'reflux':

None found.