Terugzien (to see back) conjugation

Dutch
1 examples

Conjugation of terugzien

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
zie terug
I see back
ziet terug
you see back
ziet terug
he/she/it sees back
zien terug
we see back
zien terug
you all see back
zien terug
they see back
Present perfect tense
heb teruggezien
I have seen back
hebt teruggezien
you have seen back
heeft teruggezien
he/she/it has seen back
hebben teruggezien
we have seen back
hebben teruggezien
you all have seen back
hebben teruggezien
they have seen back
Past tense
zag terug
I saw back
zag terug
you saw back
zag terug
he/she/it saw back
zagen terug
we saw back
zagen terug
you all saw back
zagen terug
they saw back
Future tense
zal terugzien
I will see back
zult terugzien
you will see back
zal terugzien
he/she/it will see back
zullen terugzien
we will see back
zullen terugzien
you all will see back
zullen terugzien
they will see back
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou terugzien
I would see back
zou terugzien
you would see back
zou terugzien
he/she/it would see back
zouden terugzien
we would see back
zouden terugzien
you all would see back
zouden terugzien
they would see back
Subjunctive mood
zie terug
I see back
zie terug
you see back
zie terug
he/she/it see back
zie terug
we see back
zie terug
you all see back
zie terug
they see back
Past perfect tense
had teruggezien
I had seen back
had teruggezien
you had seen back
had teruggezien
he/she/it had seen back
hadden teruggezien
we had seen back
hadden teruggezien
you all had seen back
hadden teruggezien
they had seen back
Future perf.
zal teruggezien hebben
I will have seen back
zal teruggezien hebben
you will have seen back
zal teruggezien hebben
he/she/it will have seen back
zullen teruggezien hebben
we will have seen back
zullen teruggezien hebben
you all will have seen back
zullen teruggezien hebben
they will have seen back
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou teruggezien hebben
I would have seen back
zou teruggezien hebben
you would have seen back
zou teruggezien hebben
he/she/it would have seen back
zouden teruggezien hebben
we would have seen back
zouden teruggezien hebben
you all would have seen back
zouden teruggezien hebben
they would have seen back
Present bijzin tense
terugzie
I see back
terugziet
you see back
terugziet
he/she/it sees back
terugzien
we see back
terugzien
you all see back
terugzien
they see back
Past bijzin tense
terugzag
I saw back
terugzag
you saw back
terugzag
he/she/it saw back
terugzagen
we saw back
terugzagen
you all saw back
terugzagen
they saw back
Future bijzin tense
zal terugzien
I will see back
zult terugzien
you will see back
zal terugzien
he/she/it will see back
zullen terugzien
we will see back
zullen terugzien
you all will see back
zullen terugzien
they will see back
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou terugzien
I would see back
zou terugzien
you would see back
zou terugzien
he/she/it would see back
zouden terugzien
we would see back
zouden terugzien
you all would see back
zouden terugzien
they would see back
Subjunctive bijzin mood
terugzie
I see back
terugzie
you see back
terugzie
he/she/it see back
terugzie
we see back
terugzie
you all see back
terugzie
they see back
Du
Ihr
Imperative mood
zie terug
see back
ziet terug
see back

Examples of terugzien

Example in DutchTranslation in English
Hoeveel gaan jullie daarvan terugzien?How much of that are you gonna see back?

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

terugdoen
reward

Similar but longer

terugzinken
sink back

Random

tegemoetzien
look forward to
terugdraaien
do
teruggaan
go back
terugrijden
back ride
terugstorten
repay
terugtellen
countdown
terugverdienen
earn back
terugzetten
reset
terugzinken
sink back
tezen
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'see back':

None found.
Learning languages?