Punteren (to punt) conjugation

Dutch
5 examples

Conjugation of punteren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
punteer
I punt
punteert
you punt
punteert
he/she/it punts
punteren
we punt
punteren
you all punt
punteren
they punt
Present perfect tense
heb gepunteerd
I have punted
hebt gepunteerd
you have punted
heeft gepunteerd
he/she/it has punted
hebben gepunteerd
we have punted
hebben gepunteerd
you all have punted
hebben gepunteerd
they have punted
Past tense
punteerde
I punted
punteerde
you punted
punteerde
he/she/it punted
punteerden
we punted
punteerden
you all punted
punteerden
they punted
Future tense
zal punteren
I will punt
zult punteren
you will punt
zal punteren
he/she/it will punt
zullen punteren
we will punt
zullen punteren
you all will punt
zullen punteren
they will punt
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou punteren
I would punt
zou punteren
you would punt
zou punteren
he/she/it would punt
zouden punteren
we would punt
zouden punteren
you all would punt
zouden punteren
they would punt
Subjunctive mood
puntere
I punt
puntere
you punt
puntere
he/she/it punt
puntere
we punt
puntere
you all punt
puntere
they punt
Past perfect tense
had gepunteerd
I had punted
had gepunteerd
you had punted
had gepunteerd
he/she/it had punted
hadden gepunteerd
we had punted
hadden gepunteerd
you all had punted
hadden gepunteerd
they had punted
Future perf.
zal gepunteerd hebben
I will have punted
zal gepunteerd hebben
you will have punted
zal gepunteerd hebben
he/she/it will have punted
zullen gepunteerd hebben
we will have punted
zullen gepunteerd hebben
you all will have punted
zullen gepunteerd hebben
they will have punted
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gepunteerd hebben
I would have punted
zou gepunteerd hebben
you would have punted
zou gepunteerd hebben
he/she/it would have punted
zouden gepunteerd hebben
we would have punted
zouden gepunteerd hebben
you all would have punted
zouden gepunteerd hebben
they would have punted
Du
Ihr
Imperative mood
punteer
punt
punteert
punt

Examples of punteren

Example in DutchTranslation in English
- Dan zat ik nu nog op Manor Road... doceerde ik literatuur en ging ik op zaterdag punteren.If it did, I would've stayed in my cozy little office on Manor Road lecturing women's writing and punting on the Cherwell on the weekends.
Maar als hij in ondiepte kwam, kon hij zich met de botten en gewrichten ook afzetten en rond punteren.But if it hit the shallows, the bones and joints would help to push itself up and punt around.
Strooien hoeden, punteren, uitgebreide thee, anti...Straw boaters, punting, cream teas... - Boats. - ... antiquarian book shops.
Verpleegsters varen naar hun patiënten. Kooplui punteren van deur tot deur.Nurses paddle to their patients, and traders punt their wares from door to door.
Wat 'n prachtsport, dit punteren.I said it's great sport, this punting.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

centeren
center
hanteren
handle
kenteren
do
lanteren
do
monteren
edit
pacteren
do
peuteren
pick
plateren
plat
posteren
picket
pulseren
pulsate
pulveren
do
purgeren
puree
purperen
purple
sinteren
sinter
tenteren
tent honor

Similar but longer

puncteren
do

Random

preken
preach
promoten
promote
puddelen
publish
puffen
puff
punten
do
puntlassen
punt
pureren
puree
rafelen
fray
raffelen
fray
ramen
estimate

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'punt':

None found.
Learning languages?