Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Lanteren (to do) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
lanter
lantert
lantert
lanteren
lanteren
lanteren
Present perfect tense
heb gelanterd
hebt gelanterd
heeft gelanterd
hebben gelanterd
hebben gelanterd
hebben gelanterd
Past tense
lanterde
lanterde
lanterde
lanterden
lanterden
lanterden
Future tense
zal lanteren
zult lanteren
zal lanteren
zullen lanteren
zullen lanteren
zullen lanteren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou lanteren
zou lanteren
zou lanteren
zouden lanteren
zouden lanteren
zouden lanteren
Subjunctive mood
lantere
lantere
lantere
lantere
lantere
lantere
Past perfect tense
had gelanterd
had gelanterd
had gelanterd
hadden gelanterd
hadden gelanterd
hadden gelanterd
Future perf.
zal gelanterd hebben
zal gelanterd hebben
zal gelanterd hebben
zullen gelanterd hebben
zullen gelanterd hebben
zullen gelanterd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gelanterd hebben
zou gelanterd hebben
zou gelanterd hebben
zouden gelanterd hebben
zouden gelanterd hebben
zouden gelanterd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
lanter
lantert

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

centeren
center
hanteren
handle
kenteren
do
labberen
do
ladderen
unplait
lammeren
paralyse
lanceren
launch
larderen
do
lasteren
slander
lauweren
do
letteren
do
leuteren
dawdle
louteren
do
monteren
edit
punteren
punt

Similar but longer

lamenteren
do
planteren
plant

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.