Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Pinkeren (to pink honor) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
pinker
pinkert
pinkert
pinkeren
pinkeren
pinkeren
Present perfect tense
heb gepinkerd
hebt gepinkerd
heeft gepinkerd
hebben gepinkerd
hebben gepinkerd
hebben gepinkerd
Past tense
pinkerde
pinkerde
pinkerde
pinkerden
pinkerden
pinkerden
Future tense
zal pinkeren
zult pinkeren
zal pinkeren
zullen pinkeren
zullen pinkeren
zullen pinkeren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou pinkeren
zou pinkeren
zou pinkeren
zouden pinkeren
zouden pinkeren
zouden pinkeren
Subjunctive mood
pinkere
pinkere
pinkere
pinkere
pinkere
pinkere
Past perfect tense
had gepinkerd
had gepinkerd
had gepinkerd
hadden gepinkerd
hadden gepinkerd
hadden gepinkerd
Future perf.
zal gepinkerd hebben
zal gepinkerd hebben
zal gepinkerd hebben
zullen gepinkerd hebben
zullen gepinkerd hebben
zullen gepinkerd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gepinkerd hebben
zou gepinkerd hebben
zou gepinkerd hebben
zouden gepinkerd hebben
zouden gepinkerd hebben
zouden gepinkerd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
pinker
pinkert

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

bunkeren
do
donkeren
do
hunkeren
yearn
kankeren
do
mankeren
fail
parkeren
park
piekeren
mull
pinkelen
do
pinkogen
pink eyes

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

patenteren
patent
pendelen
commute
pikeren
pipe
pikkelen
do
pinken
blink
pinkogen
pink eyes
pionieren
pioneer
plakken
paste
plannen
windsurf
plasticeren
plasticize

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'pink honor':

None found.