Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Pauken (to do) conjugation

Dutch
2 examples
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
pauk
paukt
paukt
pauken
pauken
pauken
Present perfect tense
heb gepaukt
hebt gepaukt
heeft gepaukt
hebben gepaukt
hebben gepaukt
hebben gepaukt
Past tense
paukte
paukte
paukte
paukten
paukten
paukten
Future tense
zal pauken
zult pauken
zal pauken
zullen pauken
zullen pauken
zullen pauken
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou pauken
zou pauken
zou pauken
zouden pauken
zouden pauken
zouden pauken
Subjunctive mood
pauke
pauke
pauke
pauke
pauke
pauke
Past perfect tense
had gepaukt
had gepaukt
had gepaukt
hadden gepaukt
hadden gepaukt
hadden gepaukt
Future perf.
zal gepaukt hebben
zal gepaukt hebben
zal gepaukt hebben
zullen gepaukt hebben
zullen gepaukt hebben
zullen gepaukt hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gepaukt hebben
zou gepaukt hebben
zou gepaukt hebben
zouden gepaukt hebben
zouden gepaukt hebben
zouden gepaukt hebben
Du
Ihr
Imperative mood
pauk
paukt

Examples of pauken

Example in DutchTranslation in English
Als Al maar niet de hele avond op de pauken speelt.Okay, as long as Al doesn't play the kettle drums all night.
De pauk en de contrabas zijn overweldigend.The timpani and the double bass are overwhelming.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

beuken
do
deuken
dent
jeuken
itch
meuken
do
neuken
fuck
paaien
spawn
paffen
puff
pakken
take
palmen
do
panden
do
pappen
poultice
parsen
do
parten
do
passen
fit
patsen
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.