Opmalen (to do) conjugation

Dutch
4 examples

Conjugation of opmalen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
maal op
I do
maalt op
you do
maalt op
he/she/it does
malen op
we do
malen op
you all do
malen op
they do
Present perfect tense
heb opgemalen
I have done
hebt opgemalen
you have done
heeft opgemalen
he/she/it has done
hebben opgemalen
we have done
hebben opgemalen
you all have done
hebben opgemalen
they have done
Past tense
maalde op
I did
maalde op
you did
maalde op
he/she/it did
maalden op
we did
maalden op
you all did
maalden op
they did
Future tense
zal opmalen
I will do
zult opmalen
you will do
zal opmalen
he/she/it will do
zullen opmalen
we will do
zullen opmalen
you all will do
zullen opmalen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou opmalen
I would do
zou opmalen
you would do
zou opmalen
he/she/it would do
zouden opmalen
we would do
zouden opmalen
you all would do
zouden opmalen
they would do
Subjunctive mood
male op
I do
male op
you do
male op
he/she/it do
male op
we do
male op
you all do
male op
they do
Past perfect tense
had opgemalen
I had done
had opgemalen
you had done
had opgemalen
he/she/it had done
hadden opgemalen
we had done
hadden opgemalen
you all had done
hadden opgemalen
they had done
Future perf.
zal opgemalen hebben
I will have done
zal opgemalen hebben
you will have done
zal opgemalen hebben
he/she/it will have done
zullen opgemalen hebben
we will have done
zullen opgemalen hebben
you all will have done
zullen opgemalen hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou opgemalen hebben
I would have done
zou opgemalen hebben
you would have done
zou opgemalen hebben
he/she/it would have done
zouden opgemalen hebben
we would have done
zouden opgemalen hebben
you all would have done
zouden opgemalen hebben
they would have done
Present bijzin tense
opmaal
I do
opmaalt
you do
opmaalt
he/she/it does
opmalen
we do
opmalen
you all do
opmalen
they do
Past bijzin tense
opmaalde
I did
opmaalde
you did
opmaalde
he/she/it did
opmaalden
we did
opmaalden
you all did
opmaalden
they did
Future bijzin tense
zal opmalen
I will do
zult opmalen
you will do
zal opmalen
he/she/it will do
zullen opmalen
we will do
zullen opmalen
you all will do
zullen opmalen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou opmalen
I would do
zou opmalen
you would do
zou opmalen
he/she/it would do
zouden opmalen
we would do
zouden opmalen
you all would do
zouden opmalen
they would do
Subjunctive bijzin mood
opmale
I do
opmale
you do
opmale
he/she/it do
opmale
we do
opmale
you all do
opmale
they do
Du
Ihr
Imperative mood
maal op
do
maalt op
do

Examples of opmalen

Example in DutchTranslation in English
Als je het Drakencorps ziet naderen, ren je hierheen, klop drie maal op de deur van de schatkamer, en verstop jezelf.When you see the Dragon Corps coming, race back here, knock three times on the door of the treasury, and hide yourself.
Ik herinner me dat nog vaag. dat is bijna 20 jaar geleden, en ik treed 400 maal op per jaar.Honestly, I do vaguely remember that. But of course that's nearly 20 years ago, And I do 400 or so shows a year.
Twee weken na Stalingrad zweepte Goebbels z'n publiek nog één maal op.Two weeks after Stalingrado, Goebbels congregated one enthusiastic Nazista public for last frenesi of masses.
Ze kwam nog vele malen op bezoek in Greenhaven..Get this. --after Randolph croaked.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

afmalen
do
bemalen
do
omhalen
pull down
ompalen
palisade
opdelen
divide
ophalen
bluff
opmaken
edit
opmeten
measure

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

ontzuilen
do
ophelderen
clear up
ophoesten
expectorate
opknappen
tidy up
opkruien
do
opleuken
pimp up
opmaken
edit
opmarcheren
march
opnemen
pick up
opredderen
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?