Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Lammeren (to paralyse) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
lammer
lammert
lammert
lammeren
lammeren
lammeren
Present perfect tense
heb gelammerd
hebt gelammerd
heeft gelammerd
hebben gelammerd
hebben gelammerd
hebben gelammerd
Past tense
lammerde
lammerde
lammerde
lammerden
lammerden
lammerden
Future tense
zal lammeren
zult lammeren
zal lammeren
zullen lammeren
zullen lammeren
zullen lammeren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou lammeren
zou lammeren
zou lammeren
zouden lammeren
zouden lammeren
zouden lammeren
Subjunctive mood
lammere
lammere
lammere
lammere
lammere
lammere
Past perfect tense
had gelammerd
had gelammerd
had gelammerd
hadden gelammerd
hadden gelammerd
hadden gelammerd
Future perf.
zal gelammerd hebben
zal gelammerd hebben
zal gelammerd hebben
zullen gelammerd hebben
zullen gelammerd hebben
zullen gelammerd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gelammerd hebben
zou gelammerd hebben
zou gelammerd hebben
zouden gelammerd hebben
zouden gelammerd hebben
zouden gelammerd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
lammer
lammert

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

jammeren
lament
labberen
do
ladderen
unplait
lanceren
launch
lanteren
do
larderen
do
lasteren
slander
lauweren
do
nummeren
assign a number
sommeren
command
timmeren
build

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

kribbelen
scribble
krikken
do
laaien
blaze
labberen
do
lameren
do
lamleggen
paralyse
lamslaan
do
langstrekken
long pull
ledigen
empty
leegeten
empty food

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'paralyse':

None found.