Kruisen (to cruise) conjugation

Dutch
4 examples

Conjugation of kruisen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
kruis
I cruise
kruist
you cruise
kruist
he/she/it cruises
kruisen
we cruise
kruisen
you all cruise
kruisen
they cruise
Present perfect tense
heb gekruist
I have cruised
hebt gekruist
you have cruised
heeft gekruist
he/she/it has cruised
hebben gekruist
we have cruised
hebben gekruist
you all have cruised
hebben gekruist
they have cruised
Past tense
kruiste
I cruised
kruiste
you cruised
kruiste
he/she/it cruised
kruisten
we cruised
kruisten
you all cruised
kruisten
they cruised
Future tense
zal kruisen
I will cruise
zult kruisen
you will cruise
zal kruisen
he/she/it will cruise
zullen kruisen
we will cruise
zullen kruisen
you all will cruise
zullen kruisen
they will cruise
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou kruisen
I would cruise
zou kruisen
you would cruise
zou kruisen
he/she/it would cruise
zouden kruisen
we would cruise
zouden kruisen
you all would cruise
zouden kruisen
they would cruise
Subjunctive mood
kruise
I cruise
kruise
you cruise
kruise
he/she/it cruise
kruise
we cruise
kruise
you all cruise
kruise
they cruise
Past perfect tense
had gekruist
I had cruised
had gekruist
you had cruised
had gekruist
he/she/it had cruised
hadden gekruist
we had cruised
hadden gekruist
you all had cruised
hadden gekruist
they had cruised
Future perf.
zal gekruist hebben
I will have cruised
zal gekruist hebben
you will have cruised
zal gekruist hebben
he/she/it will have cruised
zullen gekruist hebben
we will have cruised
zullen gekruist hebben
you all will have cruised
zullen gekruist hebben
they will have cruised
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gekruist hebben
I would have cruised
zou gekruist hebben
you would have cruised
zou gekruist hebben
he/she/it would have cruised
zouden gekruist hebben
we would have cruised
zouden gekruist hebben
you all would have cruised
zouden gekruist hebben
they would have cruised
Du
Ihr
Imperative mood
kruis
cruise
kruist
cruise

Examples of kruisen

Example in DutchTranslation in English
zijn er ook al "Bosozoku" wegpiraten, die ook over het water kruisen?Are there "Bosozoku" hot-rodders that cruise on the water too?
Stille kruis-modus.Silent cruise mode.
De Cessna Caravan bij hangar drie is heel betrouwbaar en kruist op 340.There's a Cessna Caravan in front of hangar three. She's rock solid, cruises at 210.
Tijdens het jaar dat daarop volgde, kruisten ze apart de oceaan over op zoek naar vis.During the year that followed, they cruised the ocean separately, looking for fish.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

bruisen
fizz
cruisen
do
druisen
contrary
kransen
do
krassen
scratch
krijsen
shriek
krissen
do
kruchen
do
kruiden
spice
kruimen
crumb
kruipen
crawl
kruiven
do
krukken
do
krullen
do

Similar but longer

bekruisen
do
kruisigen
crucify

Random

klokken
do
koffiezetten
make coffee
krakken
do
krenken
insult
krombuigen
do
krompraten
lisp
kruimen
crumb
kruipen
crawl
kruisigen
crucify
kwetsen
bruise

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'cruise':

None found.
Learning languages?