Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Kaatsen (to card games) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
kaats
kaatst
kaatst
kaatsen
kaatsen
kaatsen
Present perfect tense
heb gekaatst
hebt gekaatst
heeft gekaatst
hebben gekaatst
hebben gekaatst
hebben gekaatst
Past tense
kaatste
kaatste
kaatste
kaatsten
kaatsten
kaatsten
Future tense
zal kaatsen
zult kaatsen
zal kaatsen
zullen kaatsen
zullen kaatsen
zullen kaatsen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou kaatsen
zou kaatsen
zou kaatsen
zouden kaatsen
zouden kaatsen
zouden kaatsen
Subjunctive mood
kaatse
kaatse
kaatse
kaatse
kaatse
kaatse
Past perfect tense
had gekaatst
had gekaatst
had gekaatst
hadden gekaatst
hadden gekaatst
hadden gekaatst
Future perf.
zal gekaatst hebben
zal gekaatst hebben
zal gekaatst hebben
zullen gekaatst hebben
zullen gekaatst hebben
zullen gekaatst hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gekaatst hebben
zou gekaatst hebben
zou gekaatst hebben
zouden gekaatst hebben
zouden gekaatst hebben
zouden gekaatst hebben
Du
Ihr
Imperative mood
kaats
kaatst

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

kaarden
card
kaarten
play cards
kletsen
chat
klotsen
splash
klutsen
beat up
koetsen
do
kwetsen
bruise

Similar but longer

afkaatsen
bounce off

Random

inwassen
weld in
jongen
boy
judoën
do
jutten
do
kaalknippen
bald cut
kaalscheren
shave bald
kaartspelen
card games
kabbelen
ripple
kammen
comb
kamperen
camp

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'card games':

None found.