Kaarden (to card) conjugation

Dutch
9 examples

Conjugation of kaarden

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
kaard
I card
kaardt
you card
kaardt
he/she/it cards
kaarden
we card
kaarden
you all card
kaarden
they card
Present perfect tense
heb gekaard
I have carded
hebt gekaard
you have carded
heeft gekaard
he/she/it has carded
hebben gekaard
we have carded
hebben gekaard
you all have carded
hebben gekaard
they have carded
Past tense
kaardde
I carded
kaardde
you carded
kaardde
he/she/it carded
kaardden
we carded
kaardden
you all carded
kaardden
they carded
Future tense
zal kaarden
I will card
zult kaarden
you will card
zal kaarden
he/she/it will card
zullen kaarden
we will card
zullen kaarden
you all will card
zullen kaarden
they will card
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou kaarden
I would card
zou kaarden
you would card
zou kaarden
he/she/it would card
zouden kaarden
we would card
zouden kaarden
you all would card
zouden kaarden
they would card
Subjunctive mood
kaarde
I card
kaarde
you card
kaarde
he/she/it card
kaarde
we card
kaarde
you all card
kaarde
they card
Past perfect tense
had gekaard
I had carded
had gekaard
you had carded
had gekaard
he/she/it had carded
hadden gekaard
we had carded
hadden gekaard
you all had carded
hadden gekaard
they had carded
Future perf.
zal gekaard hebben
I will have carded
zal gekaard hebben
you will have carded
zal gekaard hebben
he/she/it will have carded
zullen gekaard hebben
we will have carded
zullen gekaard hebben
you all will have carded
zullen gekaard hebben
they will have carded
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gekaard hebben
I would have carded
zou gekaard hebben
you would have carded
zou gekaard hebben
he/she/it would have carded
zouden gekaard hebben
we would have carded
zouden gekaard hebben
you all would have carded
zouden gekaard hebben
they would have carded
Du
Ihr
Imperative mood
kaard
card
kaardt
card

Examples of kaarden

Example in DutchTranslation in English
Susannah werkt in de kaarden hal.Susannah, works in the carding room.
Je ma haalt alles uit jou credit kaardYour mom said you maxed out your credit card
Je vond een veld-interview kaard van haar?You found a field interview card on her?
Waar is mijn kaard, de schoppen aas?Where's my card, ace of spades?
Waarom heb je geen VIP kaard?How'd you get in here without your VIP card?
We hebben een auto club kaard, bewijs van verzekering,We got a car club card, proof of insurance--
Ik werd gekaard vorige week.I got carded last week.
Ik zeg alleen dat hij waarschijnlijk nog steeds wordt gekaard in bars.I'm just saying he probably still gets carded at bars.
Nou, ik word gekaard soms ..Well, I get carded sometimes.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

boarden
board
kaarten
play cards
kaatsen
card games

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

investeren
invert
itereren
do
jammeren
lament
juxtaponeren
juxtapose
kaalknippen
bald cut
kaalvreten
devour
kaarten
play cards
kabbelen
ripple
kalfateren
caulk
kammen
comb

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'card':

None found.
Learning languages?