Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Jakken (to yak) conjugation

Dutch
10 examples
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
jak
jakt
jakt
jakken
jakken
jakken
Present perfect tense
heb gejakt
hebt gejakt
heeft gejakt
hebben gejakt
hebben gejakt
hebben gejakt
Past tense
jakte
jakte
jakte
jakten
jakten
jakten
Future tense
zal jakken
zult jakken
zal jakken
zullen jakken
zullen jakken
zullen jakken
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou jakken
zou jakken
zou jakken
zouden jakken
zouden jakken
zouden jakken
Subjunctive mood
jakke
jakke
jakke
jakke
jakke
jakke
Past perfect tense
had gejakt
had gejakt
had gejakt
hadden gejakt
hadden gejakt
hadden gejakt
Future perf.
zal gejakt hebben
zal gejakt hebben
zal gejakt hebben
zullen gejakt hebben
zullen gejakt hebben
zullen gejakt hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gejakt hebben
zou gejakt hebben
zou gejakt hebben
zouden gejakt hebben
zouden gejakt hebben
zouden gejakt hebben
Du
Ihr
Imperative mood
jak
jakt

Examples of jakken

Example in DutchTranslation in English
Dit is een van de driehonderd levende jakken op aarde.Now, this fellow is one of only 300 wild yaks remaining on the planet.
Drie jakken voor de steen.Three yaks for the stone.
Ik breng je naar de dierentuin en voerje aan de jakken.I am going to march you over to the zoo and feed you to the yak.
Ik geef je tien jakken.- I'll give you ten yaks.
Ik kreeg zes jakken en drie kippen van de vrouw met de haak arm.I got six yaks and three chickens from the woman with the hook arm.
- Ik ben weg ​​om een ​​geschikte jak te vinden.- Aha! I'm off to find a suitable yak.
- Nee, dat is jak.- No, it's yak.
Aangezien jullie straks naar een feestje gaan... en ik hier in de naar ranzige jak boter stinkende tent moet blijven, geen probleem.Well, in view of the fact that you all get to go to this party tonight and I get to stay in the yurt, that smalls like rancid yak butter, none taken.
Als je me nu wil excuseren, ik moet mijn halve jak gaan inpakken.Now, if you'll excuse me, I have to go pack up my half of the yak.
Dat ik mijn arm in de buik van een jak kan steken en zijn hart eruit rukken.That I could reach into the belly of a yak and rip out his heart.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

bakken
bake
bekken
do
bikken
do
bokken
sulk
bukken
stoop
dekken
cover
dikken
thick
dokken
cough up
fikken
do
fokken
breed
gakken
honk
gekken
do
gokken
gamble
hakken
cut
hikken
hiccup

Similar but longer

jakkeren
overdrive

Random

invullen
fill in
inzagen
do
inzenden
send in
ioniseren
do
jakhalzen
do
jakkeren
overdrive
joggen
jog
jouwen
hoot
jubelen
jubilate
jutten
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'yak':

None found.