Interen (to sinter) conjugation

Dutch

Conjugation of interen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
teer in
I sinter
teert in
you sinter
teert in
he/she/it sinters
teren in
we sinter
teren in
you all sinter
teren in
they sinter
Present perfect tense
heb ingeteerd
I have sintered
hebt ingeteerd
you have sintered
heeft ingeteerd
he/she/it has sintered
hebben ingeteerd
we have sintered
hebben ingeteerd
you all have sintered
hebben ingeteerd
they have sintered
Past tense
teerde in
I sintered
teerde in
you sintered
teerde in
he/she/it sintered
teerden in
we sintered
teerden in
you all sintered
teerden in
they sintered
Future tense
zal interen
I will sinter
zult interen
you will sinter
zal interen
he/she/it will sinter
zullen interen
we will sinter
zullen interen
you all will sinter
zullen interen
they will sinter
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou interen
I would sinter
zou interen
you would sinter
zou interen
he/she/it would sinter
zouden interen
we would sinter
zouden interen
you all would sinter
zouden interen
they would sinter
Subjunctive mood
tere in
I sinter
tere in
you sinter
tere in
he/she/it sinter
tere in
we sinter
tere in
you all sinter
tere in
they sinter
Past perfect tense
had ingeteerd
I had sintered
had ingeteerd
you had sintered
had ingeteerd
he/she/it had sintered
hadden ingeteerd
we had sintered
hadden ingeteerd
you all had sintered
hadden ingeteerd
they had sintered
Future perf.
zal ingeteerd hebben
I will have sintered
zal ingeteerd hebben
you will have sintered
zal ingeteerd hebben
he/she/it will have sintered
zullen ingeteerd hebben
we will have sintered
zullen ingeteerd hebben
you all will have sintered
zullen ingeteerd hebben
they will have sintered
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou ingeteerd hebben
I would have sintered
zou ingeteerd hebben
you would have sintered
zou ingeteerd hebben
he/she/it would have sintered
zouden ingeteerd hebben
we would have sintered
zouden ingeteerd hebben
you all would have sintered
zouden ingeteerd hebben
they would have sintered
Present bijzin tense
inteer
I sinter
inteert
you sinter
inteert
he/she/it sinters
interen
we sinter
interen
you all sinter
interen
they sinter
Past bijzin tense
inteerde
I sintered
inteerde
you sintered
inteerde
he/she/it sintered
inteerden
we sintered
inteerden
you all sintered
inteerden
they sintered
Future bijzin tense
zal interen
I will sinter
zult interen
you will sinter
zal interen
he/she/it will sinter
zullen interen
we will sinter
zullen interen
you all will sinter
zullen interen
they will sinter
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou interen
I would sinter
zou interen
you would sinter
zou interen
he/she/it would sinter
zouden interen
we would sinter
zouden interen
you all would sinter
zouden interen
they would sinter
Subjunctive bijzin mood
intere
I sinter
intere
you sinter
intere
he/she/it sinter
intere
we sinter
intere
you all sinter
intere
they sinter
Du
Ihr
Imperative mood
teer in
sinter
teert in
sinter

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

acteren
act
afteren
do
beteren
mend
boteren
butter
citeren
quote
dateren
date
doteren
dope
enteren
inoculate
etteren
suppurate
fêteren
do
ijveren
strive
imkeren
do
inboren
drill in
inhuren
do
inkeren
do

Similar but longer

intoneren
intone
intueren
do
inviteren
invite
inwateren
water in
pointeren
do
sinteren
sinter
winteren
overwinter

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'sinter':

None found.
Learning languages?