Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Gorden (to gird) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
gord
gordt
gordt
gorden
gorden
gorden
Present perfect tense
heb gegord
hebt gegord
heeft gegord
hebben gegord
hebben gegord
hebben gegord
Past tense
gordde
gordde
gordde
gordden
gordden
gordden
Future tense
zal gorden
zult gorden
zal gorden
zullen gorden
zullen gorden
zullen gorden
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou gorden
zou gorden
zou gorden
zouden gorden
zouden gorden
zouden gorden
Subjunctive mood
gorde
gorde
gorde
gorde
gorde
gorde
Past perfect tense
had gegord
had gegord
had gegord
hadden gegord
hadden gegord
hadden gegord
Future perf.
zal gegord hebben
zal gegord hebben
zal gegord hebben
zullen gegord hebben
zullen gegord hebben
zullen gegord hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gegord hebben
zou gegord hebben
zou gegord hebben
zouden gegord hebben
zouden gegord hebben
zouden gegord hebben
Du
Ihr
Imperative mood
gord
gordt

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

aarden
do
gelden
do
gokken
gamble
golfen
golf
golven
golf
gommen
gum
gonzen
drone
gooien
throw
harden
do
horden
do
worden
live

Similar but longer

afgorden
do
geworden
become
gordelen
do
omgorden
upset

Random

gespen
buckle
gewagen
allude
gijpen
jibe
goeddunken
do
goedhouden
good love
goedkeuren
approve
gordelen
do
gorgelen
gargle
grijzen
grey
grinden
grind

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'gird':

None found.