Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Garen (to yarn) conjugation

Dutch
5 examples
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
gaar
gaart
gaart
garen
garen
garen
Present perfect tense
heb gegaard
hebt gegaard
heeft gegaard
hebben gegaard
hebben gegaard
hebben gegaard
Past tense
gaarde
gaarde
gaarde
gaarden
gaarden
gaarden
Future tense
zal garen
zult garen
zal garen
zullen garen
zullen garen
zullen garen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou garen
zou garen
zou garen
zouden garen
zouden garen
zouden garen
Subjunctive mood
gare
gare
gare
gare
gare
gare
Past perfect tense
had gegaard
had gegaard
had gegaard
hadden gegaard
hadden gegaard
hadden gegaard
Future perf.
zal gegaard hebben
zal gegaard hebben
zal gegaard hebben
zullen gegaard hebben
zullen gegaard hebben
zullen gegaard hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gegaard hebben
zou gegaard hebben
zou gegaard hebben
zouden gegaard hebben
zouden gegaard hebben
zouden gegaard hebben
Du
Ihr
Imperative mood
gaar
gaart

Examples of garen

Example in DutchTranslation in English
'Als het om leven gaat, spinnen we ons eigen garen."When it comes to life, "we spin our own yarn.
't Is garen.It's yarn.
- Al dat garen voor 'n babykleedje?How much yarn do you need for a baby blanket?
- Gebruik mijn garen niet.Don't steal my yarn, man.
- Hebt u het garen dat ik vroeg?- Did you get my yarn I needed? Yeah!

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

arren
do
baren
bear
beren
do
boren
drill
buren
do
deren
harm
duren
last
gamen
gam
gapen
yawn
geien
obey
gelen
do
geren
do
geven
give
haren
do
horen
hear

Similar but longer

gareren
yarn
garven
do
gebaren
gesture

Random

fijnstampen
mash
friemelen
fidget
fungeren
act
gakken
honk
galmen
reverberate
gappen
filch
garanderen
do
gareren
yarn
gehengen
do
geien
obey

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'yarn':

None found.