Cooljugator Logo Get a Dutch Tutor

fluiten

to flute

Looking for learning resources? Study with our courses! Get a full course →

Conjugation of fluiten

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
fluit
I flute
fluit
you flute
fluit
he/she/it flutes
fluiten
we flute
fluiten
you all flute
fluiten
they flute
Present perfect tense
heb gefloten
I have fluted
hebt gefloten
you have fluted
heeft gefloten
he/she/it has fluted
hebben gefloten
we have fluted
hebben gefloten
you all have fluted
hebben gefloten
they have fluted
Past tense
floot
I fluted
floot
you fluted
floot
he/she/it fluted
floten
we fluted
floten
you all fluted
floten
they fluted
Future tense
zal fluiten
I will flute
zult fluiten
you will flute
zal fluiten
he/she/it will flute
zullen fluiten
we will flute
zullen fluiten
you all will flute
zullen fluiten
they will flute
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou fluiten
I would flute
zou fluiten
you would flute
zou fluiten
he/she/it would flute
zouden fluiten
we would flute
zouden fluiten
you all would flute
zouden fluiten
they would flute
Subjunctive mood
fluite
I flute
fluite
you flute
fluite
he/she/it flute
fluite
we flute
fluite
you all flute
fluite
they flute
Past perfect tense
had gefloten
I had fluted
had gefloten
you had fluted
had gefloten
he/she/it had fluted
hadden gefloten
we had fluted
hadden gefloten
you all had fluted
hadden gefloten
they had fluted
Future perf.
zal gefloten hebben
I will have fluted
zal gefloten hebben
you will have fluted
zal gefloten hebben
he/she/it will have fluted
zullen gefloten hebben
we will have fluted
zullen gefloten hebben
you all will have fluted
zullen gefloten hebben
they will have fluted
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gefloten hebben
I would have fluted
zou gefloten hebben
you would have fluted
zou gefloten hebben
he/she/it would have fluted
zouden gefloten hebben
we would have fluted
zouden gefloten hebben
you all would have fluted
zouden gefloten hebben
they would have fluted
Du
Ihr
Imperative mood
fluit
flute
fluit
flute

Examples of fluiten

- Dwing hem bij ijshockey niet... het volkslied voor z'n team te fluiten.

If your child is a terrific hockey player and a gifted flautist, don't make them play the National Anthem on the flute in front of their teammates.

Bang voor fluiten.

Fear of flutes.

Dan hoef niet langs bepaalde plaatsenn te rijden - De keer dat ik naar de leraar fluiten zn huis ging

So I don't have to drive by certain places -- the flute teacher's house I went to once...

De fluiten, hobo's, klarinetten en de fagotten.

The flutes, the oboes, the clarinets and the bassoons.

Dieven dragen geen fluiten

Thieves will not bring the flute

"Of de bruilofts fluit te horen."

"Or to hear the wedding flute play."

- Concerto voor fluit en harp K299.

Concerto for flute and harp, K 299. You did your homework.

- Een fluit.

A flute?

- Hij speelt fluit.

- Yes, he plays a flute.

- Ik heb mijn fluit bij.

- I brought my flute.