Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Fabelen (to do) conjugation

Dutch
5 examples
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
fabel
fabelt
fabelt
fabelen
fabelen
fabelen
Present perfect tense
heb gefabeld
hebt gefabeld
heeft gefabeld
hebben gefabeld
hebben gefabeld
hebben gefabeld
Past tense
fabelde
fabelde
fabelde
fabelden
fabelden
fabelden
Future tense
zal fabelen
zult fabelen
zal fabelen
zullen fabelen
zullen fabelen
zullen fabelen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou fabelen
zou fabelen
zou fabelen
zouden fabelen
zouden fabelen
zouden fabelen
Subjunctive mood
fabele
fabele
fabele
fabele
fabele
fabele
Past perfect tense
had gefabeld
had gefabeld
had gefabeld
hadden gefabeld
hadden gefabeld
hadden gefabeld
Future perf.
zal gefabeld hebben
zal gefabeld hebben
zal gefabeld hebben
zullen gefabeld hebben
zullen gefabeld hebben
zullen gefabeld hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gefabeld hebben
zou gefabeld hebben
zou gefabeld hebben
zouden gefabeld hebben
zouden gefabeld hebben
zouden gefabeld hebben
Du
Ihr
Imperative mood
fabel
fabelt

Examples of fabelen

Example in DutchTranslation in English
'Wat leert deze fabel ons?What does the fable teach us?
Als het een fabel is, waarom zie ik dan angst in je ogen?If it's a fairytale, then why do I see fear in your eyes?
Die titel komt van een fabel, weet u 'En de kleine hond lachte om de lol.'I got that title after the fable, you know, "And the little dog laughed To see such sport"
Herinner jij je nog de fabel van Momus?So, do you remember the fable of Momus?
Hoe zou deze fabel eindigen?How does our fable end?

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

femelen
do
fezelen
do
jubelen
jubilate
kabelen
do
labelen
do
sabelen
saber

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.