Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Douwen (to bash) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
douw
douwt
douwt
douwen
douwen
douwen
Present perfect tense
heb gedouwd
hebt gedouwd
heeft gedouwd
hebben gedouwd
hebben gedouwd
hebben gedouwd
Past tense
douwde
douwde
douwde
douwden
douwden
douwden
Future tense
zal douwen
zult douwen
zal douwen
zullen douwen
zullen douwen
zullen douwen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou douwen
zou douwen
zou douwen
zouden douwen
zouden douwen
zouden douwen
Subjunctive mood
douwe
douwe
douwe
douwe
douwe
douwe
Past perfect tense
had gedouwd
had gedouwd
had gedouwd
hadden gedouwd
hadden gedouwd
hadden gedouwd
Future perf.
zal gedouwd hebben
zal gedouwd hebben
zal gedouwd hebben
zullen gedouwd hebben
zullen gedouwd hebben
zullen gedouwd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gedouwd hebben
zou gedouwd hebben
zou gedouwd hebben
zouden gedouwd hebben
zouden gedouwd hebben
zouden gedouwd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
douw
douwt

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

bauwen
do
bouwen
build
dauwen
do
doelen
do
doemen
condemn
doffen
dull
dokken
cough up
dollen
do
dompen
heave
dooien
thaw
doppen
pod
dorren
do
dorsen
thresh
dossen
ware
gruwen
shudder

Similar but longer

afdouwen
do
opdouwen
do

Random

doorsukkelen
do
doorwoelen
do
doorworstelen
wade
doorzagen
saw
doorzien
browse through
dotteren
do
douchen
shower
doven
extinguish
dreigen
threaten
druilen
doze

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'bash':

None found.