Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Doorleven (to live through) conjugation

Dutch
1 examples
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
doorleef
doorleeft
doorleeft
doorleven
doorleven
doorleven
Present perfect tense
heb doorleefd
hebt doorleefd
heeft doorleefd
hebben doorleefd
hebben doorleefd
hebben doorleefd
Past tense
doorleefde
doorleefde
doorleefde
doorleefden
doorleefden
doorleefden
Future tense
zal doorleven
zult doorleven
zal doorleven
zullen doorleven
zullen doorleven
zullen doorleven
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou doorleven
zou doorleven
zou doorleven
zouden doorleven
zouden doorleven
zouden doorleven
Subjunctive mood
doorleve
doorleve
doorleve
doorleve
doorleve
doorleve
Past perfect tense
had doorleefd
had doorleefd
had doorleefd
hadden doorleefd
hadden doorleefd
hadden doorleefd
Future perf.
zal doorleefd hebben
zal doorleefd hebben
zal doorleefd hebben
zullen doorleefd hebben
zullen doorleefd hebben
zullen doorleefd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou doorleefd hebben
zou doorleefd hebben
zou doorleefd hebben
zouden doorleefd hebben
zouden doorleefd hebben
zouden doorleefd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
doorleef
doorleeft

Examples of doorleven

Example in DutchTranslation in English
Als je die doorleeft hebt, ben je volwassen.Or when you're done if you live through them that you know you're an adult

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

doorgeven
pass on
doorladen
do
doorlaten
let through
doorleren
do
doorlezen
peruse
doorlopen
walk through
doorweven
do
doorzeven
riddle

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'live through':

None found.