Doedelen (to doodle) conjugation

Dutch
2 examples

Conjugation of doedelen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
doedel
I doodle
doedelt
you doodle
doedelt
he/she/it doodles
doedelen
we doodle
doedelen
you all doodle
doedelen
they doodle
Present perfect tense
heb gedoedeld
I have doodled
hebt gedoedeld
you have doodled
heeft gedoedeld
he/she/it has doodled
hebben gedoedeld
we have doodled
hebben gedoedeld
you all have doodled
hebben gedoedeld
they have doodled
Past tense
doedelde
I doodled
doedelde
you doodled
doedelde
he/she/it doodled
doedelden
we doodled
doedelden
you all doodled
doedelden
they doodled
Future tense
zal doedelen
I will doodle
zult doedelen
you will doodle
zal doedelen
he/she/it will doodle
zullen doedelen
we will doodle
zullen doedelen
you all will doodle
zullen doedelen
they will doodle
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou doedelen
I would doodle
zou doedelen
you would doodle
zou doedelen
he/she/it would doodle
zouden doedelen
we would doodle
zouden doedelen
you all would doodle
zouden doedelen
they would doodle
Subjunctive mood
doedele
I doodle
doedele
you doodle
doedele
he/she/it doodle
doedele
we doodle
doedele
you all doodle
doedele
they doodle
Past perfect tense
had gedoedeld
I had doodled
had gedoedeld
you had doodled
had gedoedeld
he/she/it had doodled
hadden gedoedeld
we had doodled
hadden gedoedeld
you all had doodled
hadden gedoedeld
they had doodled
Future perf.
zal gedoedeld hebben
I will have doodled
zal gedoedeld hebben
you will have doodled
zal gedoedeld hebben
he/she/it will have doodled
zullen gedoedeld hebben
we will have doodled
zullen gedoedeld hebben
you all will have doodled
zullen gedoedeld hebben
they will have doodled
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gedoedeld hebben
I would have doodled
zou gedoedeld hebben
you would have doodled
zou gedoedeld hebben
he/she/it would have doodled
zouden gedoedeld hebben
we would have doodled
zouden gedoedeld hebben
you all would have doodled
zouden gedoedeld hebben
they would have doodled
Du
Ihr
Imperative mood
doedel
doodle
doedelt
doodle

Examples of doedelen

Example in DutchTranslation in English
Strandbal, hond, kikker, boomstam poedel, noedel en doedel.A beach ball, a dog, a frog, a log, a poodle, a noodle, a doodle.
Ze is in ieder geval een doedel.Anyhoo, she's some kind of doodle.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

dobbelen
dice
doddelen
do
doezelen
stump
dommelen
doze
dompelen
doze
fiedelen
fiddle
meedelen
inform
poedelen
splash
riedelen
do
toedelen
allocate

Similar but longer

droedelen
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'doodle':

None found.
Learning languages?