Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Doedelen (to doodle) conjugation

Dutch
2 examples
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
doedel
doedelt
doedelt
doedelen
doedelen
doedelen
Present perfect tense
heb gedoedeld
hebt gedoedeld
heeft gedoedeld
hebben gedoedeld
hebben gedoedeld
hebben gedoedeld
Past tense
doedelde
doedelde
doedelde
doedelden
doedelden
doedelden
Future tense
zal doedelen
zult doedelen
zal doedelen
zullen doedelen
zullen doedelen
zullen doedelen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou doedelen
zou doedelen
zou doedelen
zouden doedelen
zouden doedelen
zouden doedelen
Subjunctive mood
doedele
doedele
doedele
doedele
doedele
doedele
Past perfect tense
had gedoedeld
had gedoedeld
had gedoedeld
hadden gedoedeld
hadden gedoedeld
hadden gedoedeld
Future perf.
zal gedoedeld hebben
zal gedoedeld hebben
zal gedoedeld hebben
zullen gedoedeld hebben
zullen gedoedeld hebben
zullen gedoedeld hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gedoedeld hebben
zou gedoedeld hebben
zou gedoedeld hebben
zouden gedoedeld hebben
zouden gedoedeld hebben
zouden gedoedeld hebben
Du
Ihr
Imperative mood
doedel
doedelt

Examples of doedelen

Example in DutchTranslation in English
Strandbal, hond, kikker, boomstam poedel, noedel en doedel.A beach ball, a dog, a frog, a log, a poodle, a noodle, a doodle.
Ze is in ieder geval een doedel.Anyhoo, she's some kind of doodle.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

dobbelen
dice
doddelen
do
doezelen
stump
dommelen
doze
dompelen
doze
fiedelen
fiddle
meedelen
inform
poedelen
splash
riedelen
do
toedelen
allocate

Similar but longer

droedelen
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'doodle':

None found.