Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Dichtbinden (to do) conjugation

Dutch

Conjugation of dichtbinden

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
bind dicht
I do
bindt dicht
you do
bindt dicht
he/she/it does
binden dicht
we do
binden dicht
you all do
binden dicht
they do
Present perfect tense
heb dichtgebonden
I have done
hebt dichtgebonden
you have done
heeft dichtgebonden
he/she/it has done
hebben dichtgebonden
we have done
hebben dichtgebonden
you all have done
hebben dichtgebonden
they have done
Past tense
bond dicht
I did
bond dicht
you did
bond dicht
he/she/it did
bonden dicht
we did
bonden dicht
you all did
bonden dicht
they did
Future tense
zal dichtbinden
I will do
zult dichtbinden
you will do
zal dichtbinden
he/she/it will do
zullen dichtbinden
we will do
zullen dichtbinden
you all will do
zullen dichtbinden
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou dichtbinden
I would do
zou dichtbinden
you would do
zou dichtbinden
he/she/it would do
zouden dichtbinden
we would do
zouden dichtbinden
you all would do
zouden dichtbinden
they would do
Subjunctive mood
binde dicht
I do
binde dicht
you do
binde dicht
he/she/it do
binde dicht
we do
binde dicht
you all do
binde dicht
they do
Past perfect tense
had dichtgebonden
I had done
had dichtgebonden
you had done
had dichtgebonden
he/she/it had done
hadden dichtgebonden
we had done
hadden dichtgebonden
you all had done
hadden dichtgebonden
they had done
Future perf.
zal dichtgebonden hebben
I will have done
zal dichtgebonden hebben
you will have done
zal dichtgebonden hebben
he/she/it will have done
zullen dichtgebonden hebben
we will have done
zullen dichtgebonden hebben
you all will have done
zullen dichtgebonden hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou dichtgebonden hebben
I would have done
zou dichtgebonden hebben
you would have done
zou dichtgebonden hebben
he/she/it would have done
zouden dichtgebonden hebben
we would have done
zouden dichtgebonden hebben
you all would have done
zouden dichtgebonden hebben
they would have done
Present bijzin tense
dichtbind
I do
dichtbindt
you do
dichtbindt
he/she/it does
dichtbinden
we do
dichtbinden
you all do
dichtbinden
they do
Past bijzin tense
dichtbond
I did
dichtbond
you did
dichtbond
he/she/it did
dichtbonden
we did
dichtbonden
you all did
dichtbonden
they did
Future bijzin tense
zal dichtbinden
I will do
zult dichtbinden
you will do
zal dichtbinden
he/she/it will do
zullen dichtbinden
we will do
zullen dichtbinden
you all will do
zullen dichtbinden
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou dichtbinden
I would do
zou dichtbinden
you would do
zou dichtbinden
he/she/it would do
zouden dichtbinden
we would do
zouden dichtbinden
you all would do
zouden dichtbinden
they would do
Subjunctive bijzin mood
dichtbinde
I do
dichtbinde
you do
dichtbinde
he/she/it do
dichtbinde
we do
dichtbinde
you all do
dichtbinde
they do
Du
Ihr
Imperative mood
bind dicht
do
bindt dicht
do

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

deactiveren
deescalate
deizen
do
denomineren
do
desactiveren
deactivate
desolidariseren
do
destrueren
do
deuken
dent
dibberen
do
dichtdoen
close
dichtspijkeren
nail down

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.