Cooljugator Logo Get a Dutch Tutor

buitelen

to tumble

Looking for learning resources? Study with our courses! Get a full course →

Conjugation of buitelen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
buitel
I tumble
buitelt
you tumble
buitelt
he/she/it tumbles
buitelen
we tumble
buitelen
you all tumble
buitelen
they tumble
Present perfect tense
heb gebuiteld
I have tumbled
hebt gebuiteld
you have tumbled
heeft gebuiteld
he/she/it has tumbled
hebben gebuiteld
we have tumbled
hebben gebuiteld
you all have tumbled
hebben gebuiteld
they have tumbled
Past tense
buitelde
I tumbled
buitelde
you tumbled
buitelde
he/she/it tumbled
buitelden
we tumbled
buitelden
you all tumbled
buitelden
they tumbled
Future tense
zal buitelen
I will tumble
zult buitelen
you will tumble
zal buitelen
he/she/it will tumble
zullen buitelen
we will tumble
zullen buitelen
you all will tumble
zullen buitelen
they will tumble
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou buitelen
I would tumble
zou buitelen
you would tumble
zou buitelen
he/she/it would tumble
zouden buitelen
we would tumble
zouden buitelen
you all would tumble
zouden buitelen
they would tumble
Subjunctive mood
buitele
I tumble
buitele
you tumble
buitele
he/she/it tumble
buitele
we tumble
buitele
you all tumble
buitele
they tumble
Past perfect tense
had gebuiteld
I had tumbled
had gebuiteld
you had tumbled
had gebuiteld
he/she/it had tumbled
hadden gebuiteld
we had tumbled
hadden gebuiteld
you all had tumbled
hadden gebuiteld
they had tumbled
Future perf.
zal gebuiteld hebben
I will have tumbled
zal gebuiteld hebben
you will have tumbled
zal gebuiteld hebben
he/she/it will have tumbled
zullen gebuiteld hebben
we will have tumbled
zullen gebuiteld hebben
you all will have tumbled
zullen gebuiteld hebben
they will have tumbled
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gebuiteld hebben
I would have tumbled
zou gebuiteld hebben
you would have tumbled
zou gebuiteld hebben
he/she/it would have tumbled
zouden gebuiteld hebben
we would have tumbled
zouden gebuiteld hebben
you all would have tumbled
zouden gebuiteld hebben
they would have tumbled
Du
Ihr
Imperative mood
buitel
tumble
buitelt
tumble

Examples of buitelen

Je moet leren buitelen, net als ik.

You got to learn to tumble, my boy.

Zie hoe ik kan buitelen.

Watch me tumble!

Zijn jullie klaar om te buitelen?

Are you ready to tumble?

Zoals zoveel apengedoe, wat begint met een beetje speels rollen en buitelen, loopt al vrij snel uit de hand.

Like so much monkey business what starts off is a bit of playful(ÍçƤµÄ) rough-and-tumble("ìÕ½) soon begin to get out of hand(ʧ¿Ø)