Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Begieren (to do) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
begier
begiert
begiert
begieren
begieren
begieren
Present perfect tense
heb begierd
hebt begierd
heeft begierd
hebben begierd
hebben begierd
hebben begierd
Past tense
begierde
begierde
begierde
begierden
begierden
begierden
Future tense
zal begieren
zult begieren
zal begieren
zullen begieren
zullen begieren
zullen begieren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou begieren
zou begieren
zou begieren
zouden begieren
zouden begieren
zouden begieren
Subjunctive mood
begiere
begiere
begiere
begiere
begiere
begiere
Past perfect tense
had begierd
had begierd
had begierd
hadden begierd
hadden begierd
hadden begierd
Future perf.
zal begierd hebben
zal begierd hebben
zal begierd hebben
zullen begierd hebben
zullen begierd hebben
zullen begierd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou begierd hebben
zou begierd hebben
zou begierd hebben
zouden begierd hebben
zouden begierd hebben
zouden begierd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
begier
begiert

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

beboeren
do
begieten
do
beginnen
start
begluren
peep
beloeren
spy
beroeren
touch
besmeren
decide
bezweren
defraud

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.