Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Bezweren (to defraud) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
bezweer
bezweert
bezweert
bezweren
bezweren
bezweren
Present perfect tense
heb bezworen
hebt bezworen
heeft bezworen
hebben bezworen
hebben bezworen
hebben bezworen
Past tense
bezwoer
bezwoer
bezwoer
bezwoeren
bezwoeren
bezwoeren
Future tense
zal bezweren
zult bezweren
zal bezweren
zullen bezweren
zullen bezweren
zullen bezweren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou bezweren
zou bezweren
zou bezweren
zouden bezweren
zouden bezweren
zouden bezweren
Subjunctive mood
bezwere
bezwere
bezwere
bezwere
bezwere
bezwere
Past perfect tense
had bezworen
had bezworen
had bezworen
hadden bezworen
hadden bezworen
hadden bezworen
Future perf.
zal bezworen hebben
zal bezworen hebben
zal bezworen hebben
zullen bezworen hebben
zullen bezworen hebben
zullen bezworen hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou bezworen hebben
zou bezworen hebben
zou bezworen hebben
zouden bezworen hebben
zouden bezworen hebben
zouden bezworen hebben
Du
Ihr
Imperative mood
bezweer
bezweert

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

afzweren
do
beboeren
do
begieren
do
beloeren
spy
beroeren
touch
besmeren
decide
bezwaren
burden
inzweren
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

beugen
do
bevloeren
plank
bezeilen
sail
bezichtigen
visit
bezwadderen
slander
bezwendelen
defraud
bezwijken
collapse
bieden
pray
bijeenhouden
gather them up
bijeenzoeken
gather search

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'defraud':

None found.