Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Begieten (to do) conjugation

Dutch
1 examples
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
begiet
begiet
begiet
begieten
begieten
begieten
Present perfect tense
heb begoten
hebt begoten
heeft begoten
hebben begoten
hebben begoten
hebben begoten
Past tense
begoot
begoot
begoot
begoten
begoten
begoten
Future tense
zal begieten
zult begieten
zal begieten
zullen begieten
zullen begieten
zullen begieten
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou begieten
zou begieten
zou begieten
zouden begieten
zouden begieten
zouden begieten
Subjunctive mood
begiete
begiete
begiete
begiete
begiete
begiete
Past perfect tense
had begoten
had begoten
had begoten
hadden begoten
hadden begoten
hadden begoten
Future perf.
zal begoten hebben
zal begoten hebben
zal begoten hebben
zullen begoten hebben
zullen begoten hebben
zullen begoten hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou begoten hebben
zou begoten hebben
zou begoten hebben
zouden begoten hebben
zouden begoten hebben
zouden begoten hebben
Du
Ihr
Imperative mood
begiet
begiet

Examples of begieten

Example in DutchTranslation in English
Ik begiet er de planten niet mee.- At least I don't water plants with it.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

afgieten
drain
beboeten
do
begieren
do
beginnen
start
begroten
estimate
ingieten
grout
opgieten
pour

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.