Bebouwen (to build) conjugation

Dutch
6 examples

Conjugation of bebouwen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
bebouw
I build
bebouwt
you build
bebouwt
he/she/it builds
bebouwen
we build
bebouwen
you all build
bebouwen
they build
Present perfect tense
heb bebouwd
I have built
hebt bebouwd
you have built
heeft bebouwd
he/she/it has built
hebben bebouwd
we have built
hebben bebouwd
you all have built
hebben bebouwd
they have built
Past tense
bebouwde
I built
bebouwde
you built
bebouwde
he/she/it built
bebouwden
we built
bebouwden
you all built
bebouwden
they built
Future tense
zal bebouwen
I will build
zult bebouwen
you will build
zal bebouwen
he/she/it will build
zullen bebouwen
we will build
zullen bebouwen
you all will build
zullen bebouwen
they will build
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou bebouwen
I would build
zou bebouwen
you would build
zou bebouwen
he/she/it would build
zouden bebouwen
we would build
zouden bebouwen
you all would build
zouden bebouwen
they would build
Subjunctive mood
bebouwe
I build
bebouwe
you build
bebouwe
he/she/it build
bebouwe
we build
bebouwe
you all build
bebouwe
they build
Past perfect tense
had bebouwd
I had built
had bebouwd
you had built
had bebouwd
he/she/it had built
hadden bebouwd
we had built
hadden bebouwd
you all had built
hadden bebouwd
they had built
Future perf.
zal bebouwd hebben
I will have built
zal bebouwd hebben
you will have built
zal bebouwd hebben
he/she/it will have built
zullen bebouwd hebben
we will have built
zullen bebouwd hebben
you all will have built
zullen bebouwd hebben
they will have built
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou bebouwd hebben
I would have built
zou bebouwd hebben
you would have built
zou bebouwd hebben
he/she/it would have built
zouden bebouwd hebben
we would have built
zouden bebouwd hebben
you all would have built
zouden bebouwd hebben
they would have built
Du
Ihr
Imperative mood
bebouw
build
bebouwt
build

Examples of bebouwen

Example in DutchTranslation in English
Er zit 12 miljoen in een terrein dat we niet kunnen bebouwen.We've got 12 million sitting in escrow for an empty lot we can't build on.
Goed, maar we hoeven niet beide te gaan, ik ken het bebouw beter, ik moet gaan.All right. Well, it doesn't need both of us to go, so I know the building better- - I should go.
Ik heb het bebouw een paar jaar in de verkoop.I've had the building on the market a couple of years.
Jullie hebben jullie huizen van wetenschap en wijsheid bebouwd... boven deze duistere heiligdommen, hopende ze zo te elimineren.You built your houses of science and wisdom on these dark shrines, hoping to eliminate them.
We hebben land gekocht, bewerkt en bebouwd.We bought our land, built our homes and raised our crops.
Ze doodden degenen die het Land namen en het bebouwden.They killed those who took the land and built on it.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

afbouwen
do
beboeren
do
beboeten
do
bebossen
forest
bedauwen
bedew
behouwen
roughhew
benauwen
oppress
berouwen
repent
bespuwen
spatter
inbouwen
drill in
nabouwen
do
ombouwen
convert
opbouwen
build

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'build':

None found.
Learning languages?