Asfalteren (to do) conjugation

Dutch
2 examples

Conjugation of asfalteren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
asfalteer
I do
asfalteert
you do
asfalteert
he/she/it does
asfalteren
we do
asfalteren
you all do
asfalteren
they do
Present perfect tense
heb geasfalteerd
I have done
hebt geasfalteerd
you have done
heeft geasfalteerd
he/she/it has done
hebben geasfalteerd
we have done
hebben geasfalteerd
you all have done
hebben geasfalteerd
they have done
Past tense
asfalteerde
I did
asfalteerde
you did
asfalteerde
he/she/it did
asfalteerden
we did
asfalteerden
you all did
asfalteerden
they did
Future tense
zal asfalteren
I will do
zult asfalteren
you will do
zal asfalteren
he/she/it will do
zullen asfalteren
we will do
zullen asfalteren
you all will do
zullen asfalteren
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou asfalteren
I would do
zou asfalteren
you would do
zou asfalteren
he/she/it would do
zouden asfalteren
we would do
zouden asfalteren
you all would do
zouden asfalteren
they would do
Subjunctive mood
asfaltere
I do
asfaltere
you do
asfaltere
he/she/it do
asfaltere
we do
asfaltere
you all do
asfaltere
they do
Past perfect tense
had geasfalteerd
I had done
had geasfalteerd
you had done
had geasfalteerd
he/she/it had done
hadden geasfalteerd
we had done
hadden geasfalteerd
you all had done
hadden geasfalteerd
they had done
Future perf.
zal geasfalteerd hebben
I will have done
zal geasfalteerd hebben
you will have done
zal geasfalteerd hebben
he/she/it will have done
zullen geasfalteerd hebben
we will have done
zullen geasfalteerd hebben
you all will have done
zullen geasfalteerd hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geasfalteerd hebben
I would have done
zou geasfalteerd hebben
you would have done
zou geasfalteerd hebben
he/she/it would have done
zouden geasfalteerd hebben
we would have done
zouden geasfalteerd hebben
you all would have done
zouden geasfalteerd hebben
they would have done
Du
Ihr
Imperative mood
asfalteer
do
asfalteert
do

Examples of asfalteren

Example in DutchTranslation in English
Jullie krijgen een hele weg om te asfalteren.You've got yourselves a whole road of tarring to do.
Uw tennisbaan asfalteren valt daar volgens mij niet onder.I don't believe blacktopping your tennis court falls into that category.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

amoveren
decommission
animeren
encourage
appreciëren
appreciate
aren
do
aromatiseren
flavour
articuleren
articulate
asemen
do
asfyxiëren
do
avaleren
guarantee
babysitten
babysit

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?