Afhouden (to off) conjugation

Dutch
9 examples

Conjugation of afhouden

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
hou af
I off
houdt af
you off
houdt af
he/she/it offs
houden af
we off
houden af
you all off
houden af
they off
Present perfect tense
heb afgehouden
I have offed
hebt afgehouden
you have offed
heeft afgehouden
he/she/it has offed
hebben afgehouden
we have offed
hebben afgehouden
you all have offed
hebben afgehouden
they have offed
Past tense
hield af
I offed
hield af
you offed
hield af
he/she/it offed
hielden af
we offed
hielden af
you all offed
hielden af
they offed
Future tense
zal afhouden
I will off
zult afhouden
you will off
zal afhouden
he/she/it will off
zullen afhouden
we will off
zullen afhouden
you all will off
zullen afhouden
they will off
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou afhouden
I would off
zou afhouden
you would off
zou afhouden
he/she/it would off
zouden afhouden
we would off
zouden afhouden
you all would off
zouden afhouden
they would off
Subjunctive mood
houde af
I off
houde af
you off
houde af
he/she/it off
houde af
we off
houde af
you all off
houde af
they off
Past perfect tense
had afgehouden
I had offed
had afgehouden
you had offed
had afgehouden
he/she/it had offed
hadden afgehouden
we had offed
hadden afgehouden
you all had offed
hadden afgehouden
they had offed
Future perf.
zal afgehouden hebben
I will have offed
zal afgehouden hebben
you will have offed
zal afgehouden hebben
he/she/it will have offed
zullen afgehouden hebben
we will have offed
zullen afgehouden hebben
you all will have offed
zullen afgehouden hebben
they will have offed
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou afgehouden hebben
I would have offed
zou afgehouden hebben
you would have offed
zou afgehouden hebben
he/she/it would have offed
zouden afgehouden hebben
we would have offed
zouden afgehouden hebben
you all would have offed
zouden afgehouden hebben
they would have offed
Present bijzin tense
afhou
I off
afhoudt
you off
afhoudt
he/she/it offs
afhouden
we off
afhouden
you all off
afhouden
they off
Past bijzin tense
afhield
I offed
afhield
you offed
afhield
he/she/it offed
afhielden
we offed
afhielden
you all offed
afhielden
they offed
Future bijzin tense
zal afhouden
I will off
zult afhouden
you will off
zal afhouden
he/she/it will off
zullen afhouden
we will off
zullen afhouden
you all will off
zullen afhouden
they will off
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou afhouden
I would off
zou afhouden
you would off
zou afhouden
he/she/it would off
zouden afhouden
we would off
zouden afhouden
you all would off
zouden afhouden
they would off
Subjunctive bijzin mood
afhoude
I off
afhoude
you off
afhoude
he/she/it off
afhoude
we off
afhoude
you all off
afhoude
they off
Du
Ihr
Imperative mood
hou af
off
houdt af
off

Examples of afhouden

Example in DutchTranslation in English
' Hij wilde de boot afhouden tot hij zeker wist dat het serieus was.So he said he wanted to hold off until he was prepared to be serious.
- Als we ons ingraven, zouden we hen waarschijnlijk voor onbepaalde tijd kunnen afhouden.- If we dig in, we could probably hold them off indefinitely.
- Ik kan de bank niet langer afhouden.I can't hold off the bank another day.
- Ik kan ze niet lang afhouden.I'm not sure how long I can hold them off.
- Als het de Hulk van je afhoudt.Eh. Okay. If it'll keep the Hulk off your back.
Ik ga niet toelaten dat een ranch knechtje haar van mijn podium afhoudt.I'm not gonna allow some ranch hands to keep her off my stage.
Je zorgt dat je je afhoudt van Holden voor nu.You make sure you lay off of Holden for the time being.
Kijk of dat hem afhoudt tot ze getuigt.See if that'll hold him off until she does.
Maar als het hun gedachten afhoudt van wat... er mogelijk gaat gebeuren, prima.But if it keeps their minds off what might come, then good.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

afharden
harden
afhollen
do
afhouwen
sever
behouden
belong
inhouden
contain
nahouden
keep in
omhouden
camp site against
ophouden
cease

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'off':

None found.
Learning languages?