Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Afharden (to harden) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
hard af
hardt af
hardt af
harden af
harden af
harden af
Present perfect tense
heb afgehard
hebt afgehard
heeft afgehard
hebben afgehard
hebben afgehard
hebben afgehard
Past tense
hardde af
hardde af
hardde af
hardden af
hardden af
hardden af
Future tense
zal afharden
zult afharden
zal afharden
zullen afharden
zullen afharden
zullen afharden
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou afharden
zou afharden
zou afharden
zouden afharden
zouden afharden
zouden afharden
Subjunctive mood
harde af
harde af
harde af
harde af
harde af
harde af
Past perfect tense
had afgehard
had afgehard
had afgehard
hadden afgehard
hadden afgehard
hadden afgehard
Future perf.
zal afgehard hebben
zal afgehard hebben
zal afgehard hebben
zullen afgehard hebben
zullen afgehard hebben
zullen afgehard hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou afgehard hebben
zou afgehard hebben
zou afgehard hebben
zouden afgehard hebben
zouden afgehard hebben
zouden afgehard hebben
Present bijzin tense
afhard
afhardt
afhardt
afharden
afharden
afharden
Past bijzin tense
afhardde
afhardde
afhardde
afhardden
afhardden
afhardden
Future bijzin tense
zal afharden
zult afharden
zal afharden
zullen afharden
zullen afharden
zullen afharden
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou afharden
zou afharden
zou afharden
zouden afharden
zouden afharden
zouden afharden
Subjunctive bijzin mood
afharde
afharde
afharde
afharde
afharde
afharde
Du
Ihr
Imperative mood
hard af
hardt af

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

afgorden
do
afhakken
hack
afhangen
depend
afhappen
depend
afharken
do
afhouden
off

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'harden':

None found.