Aanrekenen (to do) conjugation

Dutch
11 examples

Conjugation of aanrekenen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
reken aan
I do
rekent aan
you do
rekent aan
he/she/it does
rekenen aan
we do
rekenen aan
you all do
rekenen aan
they do
Present perfect tense
heb aangerekend
I have done
hebt aangerekend
you have done
heeft aangerekend
he/she/it has done
hebben aangerekend
we have done
hebben aangerekend
you all have done
hebben aangerekend
they have done
Past tense
rekende aan
I did
rekende aan
you did
rekende aan
he/she/it did
rekenden aan
we did
rekenden aan
you all did
rekenden aan
they did
Future tense
zal aanrekenen
I will do
zult aanrekenen
you will do
zal aanrekenen
he/she/it will do
zullen aanrekenen
we will do
zullen aanrekenen
you all will do
zullen aanrekenen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou aanrekenen
I would do
zou aanrekenen
you would do
zou aanrekenen
he/she/it would do
zouden aanrekenen
we would do
zouden aanrekenen
you all would do
zouden aanrekenen
they would do
Subjunctive mood
rekene aan
I do
rekene aan
you do
rekene aan
he/she/it do
rekene aan
we do
rekene aan
you all do
rekene aan
they do
Past perfect tense
had aangerekend
I had done
had aangerekend
you had done
had aangerekend
he/she/it had done
hadden aangerekend
we had done
hadden aangerekend
you all had done
hadden aangerekend
they had done
Future perf.
zal aangerekend hebben
I will have done
zal aangerekend hebben
you will have done
zal aangerekend hebben
he/she/it will have done
zullen aangerekend hebben
we will have done
zullen aangerekend hebben
you all will have done
zullen aangerekend hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou aangerekend hebben
I would have done
zou aangerekend hebben
you would have done
zou aangerekend hebben
he/she/it would have done
zouden aangerekend hebben
we would have done
zouden aangerekend hebben
you all would have done
zouden aangerekend hebben
they would have done
Present bijzin tense
aanreken
I do
aanrekent
you do
aanrekent
he/she/it does
aanrekenen
we do
aanrekenen
you all do
aanrekenen
they do
Past bijzin tense
aanrekende
I did
aanrekende
you did
aanrekende
he/she/it did
aanrekenden
we did
aanrekenden
you all did
aanrekenden
they did
Future bijzin tense
zal aanrekenen
I will do
zult aanrekenen
you will do
zal aanrekenen
he/she/it will do
zullen aanrekenen
we will do
zullen aanrekenen
you all will do
zullen aanrekenen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou aanrekenen
I would do
zou aanrekenen
you would do
zou aanrekenen
he/she/it would do
zouden aanrekenen
we would do
zouden aanrekenen
you all would do
zouden aanrekenen
they would do
Subjunctive bijzin mood
aanrekene
I do
aanrekene
you do
aanrekene
he/she/it do
aanrekene
we do
aanrekene
you all do
aanrekene
they do
Du
Ihr
Imperative mood
reken aan
do
rekent aan
do

Examples of aanrekenen

Example in DutchTranslation in English
- Dan zal ik je extra aanrekenen.I don't come that quickly.
- En wie moet ik het aanrekenen?- And who do I bill it to?
Als hij niet komt opdagen, dan moet de regering hem de kamer aanrekenen.If he doesn't show, the government ought to charge him for the room.
Als je 'n vrouw daarbinnen hebt, moet ik je $ 20 extra aanrekenen voor dubbel gebruik.'Cause if you have a woman in there with you, I have to charge you $20 extra for double occupancy.
Dat kunt u Spencer niet aanrekenen.I don't think you can blame Spencer for that, sir.
Ik bedoel niet dat je hun te weinig moet aanreken, totaal niet.I mean, don't undercharge them, for God sakes.
Denk je niet dat het Comité voor Indiaanse Zaken hier van een punt gaat maken... omdat je zo'n hoge kosten aanrekent?And you don't think the Indian Affairs Committee... is gonna take issue with all the high fees you've been charging?
Ik denk dat de begrafenisondernemer ons dubbel aanrekent.I think the mortician's double-billing us.
Ik moet je iets bekennen. Ik hoop dat je het me niet te veel aanrekent.There's something I need to confess, and I hope you don't judge me too harshly for it.
Ik niet dat je het Mrs Hughes of Miss O'Brien aanrekent.I don't want you to hold it against Mrs Hughes or Miss O'Brien.
Jullie vrienden dreigen zelf te worden vervolgd voor muiterij... als Bligh ze aanrekent dat ze niet achter hem stonden... of hem niet goed verdedigd hebben.Your friends are under the shadow of arraignment themselves for mutiny, if Bligh chooses to charge that they failed to rally to his calls, or to protect him properly.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

aantekenen
register

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

aanheffen
strike up
aanleunen
lean
aanloeien
do
aanmanen
produce
aannemen
adopt
aanpassen
adapt
aanporren
arouse
aanreiken
do
aanrennen
run up
aanscharrelen
come along

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?