Aankloten (to do) conjugation

Dutch
1 examples

Conjugation of aankloten

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
kloot aan
I do
kloot aan
you do
kloot aan
he/she/it does
kloten aan
we do
kloten aan
you all do
kloten aan
they do
Present perfect tense
heb aangekloot
I have done
hebt aangekloot
you have done
heeft aangekloot
he/she/it has done
hebben aangekloot
we have done
hebben aangekloot
you all have done
hebben aangekloot
they have done
Past tense
klootte aan
I did
klootte aan
you did
klootte aan
he/she/it did
klootten aan
we did
klootten aan
you all did
klootten aan
they did
Future tense
zal aankloten
I will do
zult aankloten
you will do
zal aankloten
he/she/it will do
zullen aankloten
we will do
zullen aankloten
you all will do
zullen aankloten
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou aankloten
I would do
zou aankloten
you would do
zou aankloten
he/she/it would do
zouden aankloten
we would do
zouden aankloten
you all would do
zouden aankloten
they would do
Subjunctive mood
klote aan
I do
klote aan
you do
klote aan
he/she/it do
klote aan
we do
klote aan
you all do
klote aan
they do
Past perfect tense
had aangekloot
I had done
had aangekloot
you had done
had aangekloot
he/she/it had done
hadden aangekloot
we had done
hadden aangekloot
you all had done
hadden aangekloot
they had done
Future perf.
zal aangekloot hebben
I will have done
zal aangekloot hebben
you will have done
zal aangekloot hebben
he/she/it will have done
zullen aangekloot hebben
we will have done
zullen aangekloot hebben
you all will have done
zullen aangekloot hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou aangekloot hebben
I would have done
zou aangekloot hebben
you would have done
zou aangekloot hebben
he/she/it would have done
zouden aangekloot hebben
we would have done
zouden aangekloot hebben
you all would have done
zouden aangekloot hebben
they would have done
Present bijzin tense
aankloot
I do
aankloot
you do
aankloot
he/she/it does
aankloten
we do
aankloten
you all do
aankloten
they do
Past bijzin tense
aanklootte
I did
aanklootte
you did
aanklootte
he/she/it did
aanklootten
we did
aanklootten
you all did
aanklootten
they did
Future bijzin tense
zal aankloten
I will do
zult aankloten
you will do
zal aankloten
he/she/it will do
zullen aankloten
we will do
zullen aankloten
you all will do
zullen aankloten
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou aankloten
I would do
zou aankloten
you would do
zou aankloten
he/she/it would do
zouden aankloten
we would do
zouden aankloten
you all would do
zouden aankloten
they would do
Subjunctive bijzin mood
aanklote
I do
aanklote
you do
aanklote
he/she/it do
aanklote
we do
aanklote
you all do
aanklote
they do
Du
Ihr
Imperative mood
kloot aan
do
kloot aan
do

Examples of aankloten

Example in DutchTranslation in English
Ik ben klaar met aankloten voor maar een schone druppel.I'm done trolling around for one clean drop.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

aankanten
do
aanklagen
accuse
aankleden
accuse
aankleven
do
aanstoten
nudge

Similar but longer

aanklotsen
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?