Aankleven (to do) conjugation

Dutch
3 examples

Conjugation of aankleven

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
kleef aan
I do
kleeft aan
you do
kleeft aan
he/she/it does
kleven aan
we do
kleven aan
you all do
kleven aan
they do
Present perfect tense
heb aangekleefd
I have done
hebt aangekleefd
you have done
heeft aangekleefd
he/she/it has done
hebben aangekleefd
we have done
hebben aangekleefd
you all have done
hebben aangekleefd
they have done
Past tense
kleefde aan
I did
kleefde aan
you did
kleefde aan
he/she/it did
kleefden aan
we did
kleefden aan
you all did
kleefden aan
they did
Future tense
zal aankleven
I will do
zult aankleven
you will do
zal aankleven
he/she/it will do
zullen aankleven
we will do
zullen aankleven
you all will do
zullen aankleven
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou aankleven
I would do
zou aankleven
you would do
zou aankleven
he/she/it would do
zouden aankleven
we would do
zouden aankleven
you all would do
zouden aankleven
they would do
Subjunctive mood
kleve aan
I do
kleve aan
you do
kleve aan
he/she/it do
kleve aan
we do
kleve aan
you all do
kleve aan
they do
Past perfect tense
had aangekleefd
I had done
had aangekleefd
you had done
had aangekleefd
he/she/it had done
hadden aangekleefd
we had done
hadden aangekleefd
you all had done
hadden aangekleefd
they had done
Future perf.
zal aangekleefd hebben
I will have done
zal aangekleefd hebben
you will have done
zal aangekleefd hebben
he/she/it will have done
zullen aangekleefd hebben
we will have done
zullen aangekleefd hebben
you all will have done
zullen aangekleefd hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou aangekleefd hebben
I would have done
zou aangekleefd hebben
you would have done
zou aangekleefd hebben
he/she/it would have done
zouden aangekleefd hebben
we would have done
zouden aangekleefd hebben
you all would have done
zouden aangekleefd hebben
they would have done
Present bijzin tense
aankleef
I do
aankleeft
you do
aankleeft
he/she/it does
aankleven
we do
aankleven
you all do
aankleven
they do
Past bijzin tense
aankleefde
I did
aankleefde
you did
aankleefde
he/she/it did
aankleefden
we did
aankleefden
you all did
aankleefden
they did
Future bijzin tense
zal aankleven
I will do
zult aankleven
you will do
zal aankleven
he/she/it will do
zullen aankleven
we will do
zullen aankleven
you all will do
zullen aankleven
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou aankleven
I would do
zou aankleven
you would do
zou aankleven
he/she/it would do
zouden aankleven
we would do
zouden aankleven
you all would do
zouden aankleven
they would do
Subjunctive bijzin mood
aankleve
I do
aankleve
you do
aankleve
he/she/it do
aankleve
we do
aankleve
you all do
aankleve
they do
Du
Ihr
Imperative mood
kleef aan
do
kleeft aan
do

Examples of aankleven

Example in DutchTranslation in English
Misschien niet, maar haar bloed kleeft aan jouw handen.No, maybe you didn't do the deed, but her blood is on your hands.
Er hoef geen bloed te kleven aan iemands handen.! There doesn't have to be blood on anyone's hands!
Zijn handen kleven aan die fles rum. Muurvast.The child is adorable, but you're not raising Little Buddha over here.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

aankerven
do
aanklagen
accuse
aankleden
accuse
aankloten
do
aanloeven
luff
aanzweven
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?