Cooljugator Logo Get a Dutch Tutor

aankleden

to accuse

Looking for learning resources? Study with our courses! Get a full course →

Conjugation of aankleden

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
kleed aan
I accuse
kleedt aan
you accuse
kleedt aan
he/she/it accuses
kleden aan
we accuse
kleden aan
you all accuse
kleden aan
they accuse
Present perfect tense
heb aangekleed
I have accused
hebt aangekleed
you have accused
heeft aangekleed
he/she/it has accused
hebben aangekleed
we have accused
hebben aangekleed
you all have accused
hebben aangekleed
they have accused
Past tense
kleedde aan
I accused
kleedde aan
you accused
kleedde aan
he/she/it accused
kleedden aan
we accused
kleedden aan
you all accused
kleedden aan
they accused
Future tense
zal aankleden
I will accuse
zult aankleden
you will accuse
zal aankleden
he/she/it will accuse
zullen aankleden
we will accuse
zullen aankleden
you all will accuse
zullen aankleden
they will accuse
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou aankleden
I would accuse
zou aankleden
you would accuse
zou aankleden
he/she/it would accuse
zouden aankleden
we would accuse
zouden aankleden
you all would accuse
zouden aankleden
they would accuse
Subjunctive mood
klede aan
I accuse
klede aan
you accuse
klede aan
he/she/it accuse
klede aan
we accuse
klede aan
you all accuse
klede aan
they accuse
Past perfect tense
had aangekleed
I had accused
had aangekleed
you had accused
had aangekleed
he/she/it had accused
hadden aangekleed
we had accused
hadden aangekleed
you all had accused
hadden aangekleed
they had accused
Future perf.
zal aangekleed hebben
I will have accused
zal aangekleed hebben
you will have accused
zal aangekleed hebben
he/she/it will have accused
zullen aangekleed hebben
we will have accused
zullen aangekleed hebben
you all will have accused
zullen aangekleed hebben
they will have accused
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou aangekleed hebben
I would have accused
zou aangekleed hebben
you would have accused
zou aangekleed hebben
he/she/it would have accused
zouden aangekleed hebben
we would have accused
zouden aangekleed hebben
you all would have accused
zouden aangekleed hebben
they would have accused
Present bijzin tense
aankleed
I accuse
aankleedt
you accuse
aankleedt
he/she/it accuses
aankleden
we accuse
aankleden
you all accuse
aankleden
they accuse
Past bijzin tense
aankleedde
I accused
aankleedde
you accused
aankleedde
he/she/it accused
aankleedden
we accused
aankleedden
you all accused
aankleedden
they accused
Future bijzin tense
zal aankleden
I will accuse
zult aankleden
you will accuse
zal aankleden
he/she/it will accuse
zullen aankleden
we will accuse
zullen aankleden
you all will accuse
zullen aankleden
they will accuse
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou aankleden
I would accuse
zou aankleden
you would accuse
zou aankleden
he/she/it would accuse
zouden aankleden
we would accuse
zouden aankleden
you all would accuse
zouden aankleden
they would accuse
Subjunctive bijzin mood
aanklede
I accuse
aanklede
you accuse
aanklede
he/she/it accuse
aanklede
we accuse
aanklede
you all accuse
aanklede
they accuse
Du
Ihr
Imperative mood
kleed aan
accuse
kleedt aan
accuse

Further details about this page

LOCATION