Aanklinken (to do) conjugation

Dutch
3 examples

Conjugation of aanklinken

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
klink aan
I do
klinkt aan
you do
klinkt aan
he/she/it does
klinken aan
we do
klinken aan
you all do
klinken aan
they do
Present perfect tense
heb aangeklonken
I have done
hebt aangeklonken
you have done
heeft aangeklonken
he/she/it has done
hebben aangeklonken
we have done
hebben aangeklonken
you all have done
hebben aangeklonken
they have done
Past tense
klonk aan
I did
klonk aan
you did
klonk aan
he/she/it did
klonken aan
we did
klonken aan
you all did
klonken aan
they did
Future tense
zal aanklinken
I will do
zult aanklinken
you will do
zal aanklinken
he/she/it will do
zullen aanklinken
we will do
zullen aanklinken
you all will do
zullen aanklinken
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou aanklinken
I would do
zou aanklinken
you would do
zou aanklinken
he/she/it would do
zouden aanklinken
we would do
zouden aanklinken
you all would do
zouden aanklinken
they would do
Subjunctive mood
klinke aan
I do
klinke aan
you do
klinke aan
he/she/it do
klinke aan
we do
klinke aan
you all do
klinke aan
they do
Past perfect tense
had aangeklonken
I had done
had aangeklonken
you had done
had aangeklonken
he/she/it had done
hadden aangeklonken
we had done
hadden aangeklonken
you all had done
hadden aangeklonken
they had done
Future perf.
zal aangeklonken hebben
I will have done
zal aangeklonken hebben
you will have done
zal aangeklonken hebben
he/she/it will have done
zullen aangeklonken hebben
we will have done
zullen aangeklonken hebben
you all will have done
zullen aangeklonken hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou aangeklonken hebben
I would have done
zou aangeklonken hebben
you would have done
zou aangeklonken hebben
he/she/it would have done
zouden aangeklonken hebben
we would have done
zouden aangeklonken hebben
you all would have done
zouden aangeklonken hebben
they would have done
Present bijzin tense
aanklink
I do
aanklinkt
you do
aanklinkt
he/she/it does
aanklinken
we do
aanklinken
you all do
aanklinken
they do
Past bijzin tense
aanklonk
I did
aanklonk
you did
aanklonk
he/she/it did
aanklonken
we did
aanklonken
you all did
aanklonken
they did
Future bijzin tense
zal aanklinken
I will do
zult aanklinken
you will do
zal aanklinken
he/she/it will do
zullen aanklinken
we will do
zullen aanklinken
you all will do
zullen aanklinken
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou aanklinken
I would do
zou aanklinken
you would do
zou aanklinken
he/she/it would do
zouden aanklinken
we would do
zouden aanklinken
you all would do
zouden aanklinken
they would do
Subjunctive bijzin mood
aanklinke
I do
aanklinke
you do
aanklinke
he/she/it do
aanklinke
we do
aanklinke
you all do
aanklinke
they do
Du
Ihr
Imperative mood
klink aan
do
klinkt aan
do

Examples of aanklinken

Example in DutchTranslation in English
Ik beweeg in een ijzig tempo, en dan, als ik eigenlijk voor iemand val, Ik klink aan hen als een zeepok.I move at a glacial pace, and then, when I actually do fall for someone, I latch onto them like a barnacle that you can't pry off.
De manier waarop je klonk aan de telefoon, ik wist niet in wat ik je kon verwachten.The way you sounded on the phone, I didn't know what state to expect you in.
Ze zei dat je raar klonk aan de telefoon.She said you sounded crazy. She didn't want to face you.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

aanklikken
click

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?