Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Aanladen (to gall) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
laad aan
laadt aan
laadt aan
laden aan
laden aan
laden aan
Present perfect tense
ben aangeladen
bent aangeladen
is aangeladen
zijn aangeladen
zijn aangeladen
zijn aangeladen
Past tense
laadde aan
laadde aan
laadde aan
laadden aan
laadden aan
laadden aan
Future tense
zal aanladen
zult aanladen
zal aanladen
zullen aanladen
zullen aanladen
zullen aanladen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou aanladen
zou aanladen
zou aanladen
zouden aanladen
zouden aanladen
zouden aanladen
Subjunctive mood
lade aan
lade aan
lade aan
lade aan
lade aan
lade aan
Past perfect tense
was aangeladen
was aangeladen
was aangeladen
waren aangeladen
waren aangeladen
waren aangeladen
Future perf.
zal aangeladen zijn
zal aangeladen zijn
zal aangeladen zijn
zullen aangeladen zijn
zullen aangeladen zijn
zullen aangeladen zijn
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou aangeladen zijn
zou aangeladen zijn
zou aangeladen zijn
zouden aangeladen zijn
zouden aangeladen zijn
zouden aangeladen zijn
Present bijzin tense
aanlaad
aanlaadt
aanlaadt
aanladen
aanladen
aanladen
Past bijzin tense
aanlaadde
aanlaadde
aanlaadde
aanlaadden
aanlaadden
aanlaadden
Future bijzin tense
zal aanladen
zult aanladen
zal aanladen
zullen aanladen
zullen aanladen
zullen aanladen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou aanladen
zou aanladen
zou aanladen
zouden aanladen
zouden aanladen
zouden aanladen
Subjunctive bijzin mood
aanlade
aanlade
aanlade
aanlade
aanlade
aanlade
Du
Ihr
Imperative mood
laad aan
laadt aan

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

aanlaten
leave on
aanleren
learn
aanloden
do
aanlopen
ogle
aanraden
recommend
afbladen
do

Similar but longer

aanlanden
land

Random

aanbotsen
bump
aangespen
buckle on
aanklossen
do
aankoersen
do
aankruien
bring along in wheelbarrow
aankweken
cultivate
aanlachen
smile upon
aanlanden
land
aanmerken
consider
aanpersen
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'gall':

None found.