Afstraffen (to punish) conjugation

Dutch
15 examples

Conjugation of afstraffen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
straf af
I punish
straft af
you punish
straft af
he/she/it punishes
straffen af
we punish
straffen af
you all punish
straffen af
they punish
Present perfect tense
heb afgestraft
I have punished
hebt afgestraft
you have punished
heeft afgestraft
he/she/it has punished
hebben afgestraft
we have punished
hebben afgestraft
you all have punished
hebben afgestraft
they have punished
Past tense
strafte af
I punished
strafte af
you punished
strafte af
he/she/it punished
straften af
we punished
straften af
you all punished
straften af
they punished
Future tense
zal afstraffen
I will punish
zult afstraffen
you will punish
zal afstraffen
he/she/it will punish
zullen afstraffen
we will punish
zullen afstraffen
you all will punish
zullen afstraffen
they will punish
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou afstraffen
I would punish
zou afstraffen
you would punish
zou afstraffen
he/she/it would punish
zouden afstraffen
we would punish
zouden afstraffen
you all would punish
zouden afstraffen
they would punish
Subjunctive mood
straffe af
I punish
straffe af
you punish
straffe af
he/she/it punish
straffe af
we punish
straffe af
you all punish
straffe af
they punish
Past perfect tense
had afgestraft
I had punished
had afgestraft
you had punished
had afgestraft
he/she/it had punished
hadden afgestraft
we had punished
hadden afgestraft
you all had punished
hadden afgestraft
they had punished
Future perf.
zal afgestraft hebben
I will have punished
zal afgestraft hebben
you will have punished
zal afgestraft hebben
he/she/it will have punished
zullen afgestraft hebben
we will have punished
zullen afgestraft hebben
you all will have punished
zullen afgestraft hebben
they will have punished
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou afgestraft hebben
I would have punished
zou afgestraft hebben
you would have punished
zou afgestraft hebben
he/she/it would have punished
zouden afgestraft hebben
we would have punished
zouden afgestraft hebben
you all would have punished
zouden afgestraft hebben
they would have punished
Present bijzin tense
afstraf
I punish
afstraft
you punish
afstraft
he/she/it punishes
afstraffen
we punish
afstraffen
you all punish
afstraffen
they punish
Past bijzin tense
afstrafte
I punished
afstrafte
you punished
afstrafte
he/she/it punished
afstraften
we punished
afstraften
you all punished
afstraften
they punished
Future bijzin tense
zal afstraffen
I will punish
zult afstraffen
you will punish
zal afstraffen
he/she/it will punish
zullen afstraffen
we will punish
zullen afstraffen
you all will punish
zullen afstraffen
they will punish
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou afstraffen
I would punish
zou afstraffen
you would punish
zou afstraffen
he/she/it would punish
zouden afstraffen
we would punish
zouden afstraffen
you all would punish
zouden afstraffen
they would punish
Subjunctive bijzin mood
afstraffe
I punish
afstraffe
you punish
afstraffe
he/she/it punish
afstraffe
we punish
afstraffe
you all punish
afstraffe
they punish
Du
Ihr
Imperative mood
straf af
punish
straft af
punish

Examples of afstraffen

Example in DutchTranslation in English
Alle macht aan de mensen die slechte films afstraffen.Power to the people that punish bad cinema!
Drago gaat door met het afstraffen van Rocky Balboa !Drago continuing to punish Rocky.
En als je mij dan afstraft... om je lief te hebben, of om met je te praten... laat je mij iets doen wat het afstraffen waard is.Then when you punish me for loving you or wanting to talk to you, you make me wanna do something worth the punishment.
En trouwens, als je komt weet je wie je morgen kunt afstraffen.If you don't go, they'll just laugh at you behind your back. And besides, if you're there, you'll know who to punish tomorrow.
En we weten nu dat Nicola met hem concurreerde. Dus hij wil haar afstraffen.And we now know that Nicola set up in competition, so he would want to punish her.
Jullie straffen af.You here to punish.
Elke goede daad wordt afgestraft.No good deed goes unpunished.
En iedereen die de VS uitdaagt wordt afgestraft.And anybody who defies the United States will be punished.
Het slechte wordt afgestraft... en het goede wordt beloond.Bad gets punished. Good gets rewarded.
Hij heeft de man flink afgestraft.He punished that man.
Maar jullie weten: Elke goede daad wordt afgestraft.But as someone once said, no good deed ever goes unpunished.
De winnaar die de verliezer afstraft.The winners exacting punishment on the losers.
En als je mij dan afstraft... om je lief te hebben, of om met je te praten... laat je mij iets doen wat het afstraffen waard is.Then when you punish me for loving you or wanting to talk to you, you make me wanna do something worth the punishment.
En dat is waarom Aids een duidelijk voorbeeld is... hoe God zwarten en homo's afstraft!And that is why Aids is a clear example of God punishing the blacks and the gays.
Ik hoop dat je me afstraft.I hope you punish me.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

afschaffen
put down
bestraffen
punish

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'punish':

None found.
Learning languages?