Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Zabben (to do) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
zab
zabt
zabt
zabben
zabben
zabben
Present perfect tense
heb gezabd
hebt gezabd
heeft gezabd
hebben gezabd
hebben gezabd
hebben gezabd
Past tense
zabde
zabde
zabde
zabden
zabden
zabden
Future tense
zal zabben
zult zabben
zal zabben
zullen zabben
zullen zabben
zullen zabben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou zabben
zou zabben
zou zabben
zouden zabben
zouden zabben
zouden zabben
Subjunctive mood
zabbe
zabbe
zabbe
zabbe
zabbe
zabbe
Past perfect tense
had gezabd
had gezabd
had gezabd
hadden gezabd
hadden gezabd
hadden gezabd
Future perf.
zal gezabd hebben
zal gezabd hebben
zal gezabd hebben
zullen gezabd hebben
zullen gezabd hebben
zullen gezabd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gezabd hebben
zou gezabd hebben
zou gezabd hebben
zouden gezabd hebben
zouden gezabd hebben
zouden gezabd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
zab
zabt

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

bobben
bob
dabben
do
dubben
do
hebben
have
lobben
do
lubben
emasculate
ribben
do
sabben
do
tobben
worry
zaaien
sow
zakken
descend
zalven
anoint
zanden
do
zanten
do
zappen
zap

Similar but longer

zabbelen
do
zabberen
salivate
zwabben
do

Random

werven
recruit
winteren
overwinter
wolmaniseren
do
wolven
do
wroeten
grub
wrokken
chafe
zabbelen
do
zabberen
salivate
zetten
put
zieltogen
agonize

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.