Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Uitsmeren (to spread) conjugation

Dutch
9 examples

Conjugation of uitsmeren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
smeer uit
I spread
smeert uit
you spread
smeert uit
he/she/it spreads
smeren uit
we spread
smeren uit
you all spread
smeren uit
they spread
Present perfect tense
heb uitgesmeerd
I have spread
hebt uitgesmeerd
you have spread
heeft uitgesmeerd
he/she/it has spread
hebben uitgesmeerd
we have spread
hebben uitgesmeerd
you all have spread
hebben uitgesmeerd
they have spread
Past tense
smeerde uit
I spread
smeerde uit
you spread
smeerde uit
he/she/it spread
smeerden uit
we spread
smeerden uit
you all spread
smeerden uit
they spread
Future tense
zal uitsmeren
I will spread
zult uitsmeren
you will spread
zal uitsmeren
he/she/it will spread
zullen uitsmeren
we will spread
zullen uitsmeren
you all will spread
zullen uitsmeren
they will spread
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou uitsmeren
I would spread
zou uitsmeren
you would spread
zou uitsmeren
he/she/it would spread
zouden uitsmeren
we would spread
zouden uitsmeren
you all would spread
zouden uitsmeren
they would spread
Subjunctive mood
smere uit
I spread
smere uit
you spread
smere uit
he/she/it spread
smere uit
we spread
smere uit
you all spread
smere uit
they spread
Past perfect tense
had uitgesmeerd
I had spread
had uitgesmeerd
you had spread
had uitgesmeerd
he/she/it had spread
hadden uitgesmeerd
we had spread
hadden uitgesmeerd
you all had spread
hadden uitgesmeerd
they had spread
Future perf.
zal uitgesmeerd hebben
I will have spread
zal uitgesmeerd hebben
you will have spread
zal uitgesmeerd hebben
he/she/it will have spread
zullen uitgesmeerd hebben
we will have spread
zullen uitgesmeerd hebben
you all will have spread
zullen uitgesmeerd hebben
they will have spread
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou uitgesmeerd hebben
I would have spread
zou uitgesmeerd hebben
you would have spread
zou uitgesmeerd hebben
he/she/it would have spread
zouden uitgesmeerd hebben
we would have spread
zouden uitgesmeerd hebben
you all would have spread
zouden uitgesmeerd hebben
they would have spread
Present bijzin tense
uitsmeer
I spread
uitsmeert
you spread
uitsmeert
he/she/it spreads
uitsmeren
we spread
uitsmeren
you all spread
uitsmeren
they spread
Past bijzin tense
uitsmeerde
I spread
uitsmeerde
you spread
uitsmeerde
he/she/it spread
uitsmeerden
we spread
uitsmeerden
you all spread
uitsmeerden
they spread
Future bijzin tense
zal uitsmeren
I will spread
zult uitsmeren
you will spread
zal uitsmeren
he/she/it will spread
zullen uitsmeren
we will spread
zullen uitsmeren
you all will spread
zullen uitsmeren
they will spread
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou uitsmeren
I would spread
zou uitsmeren
you would spread
zou uitsmeren
he/she/it would spread
zouden uitsmeren
we would spread
zouden uitsmeren
you all would spread
zouden uitsmeren
they would spread
Subjunctive bijzin mood
uitsmere
I spread
uitsmere
you spread
uitsmere
he/she/it spread
uitsmere
we spread
uitsmere
you all spread
uitsmere
they spread
Du
Ihr
Imperative mood
smeer uit
spread
smeert uit
spread

Examples of uitsmeren

Example in DutchTranslation in English
Ik zou je in een lekkere kaassaus willen steken... en over een cracker uitsmeren. Als ik niet te subtiel ben voor je.I'd like to dip you in Cheez Whiz and spread you over a Ritz Cracker, if I'm not being too subtle.
Maar wat jij zei was erger. "Neem me, kerel" kan ook iets anders betekenen zoals het uitsmeren van mosterd op een groot stokbrood.No what you said just spelled it out. At least "do me, big boy" has alternate connotations, like spreading mustard on a footlong.
Uitsmeren, uitsmeren...Spread out, spread out, spread out...
Wil je de gel uitsmeren?Someone like to spread the jelly?
Zal ik het even uitsmeren?You want some help? Here£¬ let me spread that.
Alsof de elektronen geen punten zijn, maar zijn uitgesmeerd.It's as if the electrons are not dots, but spread out.
Een van onze pakken is lang uitgesmeerd in de Herald Tribune.- Oh, sure. One of our suits, she make a big spread in the Herald Tribune.
Helft van zijn hersenen uitgesmeerd op het asfalt.Half his brain spread across the pavement.
Tot het over de hele voorpagina werd uitgesmeerd.Until I saw this spread on the front-page.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

uitgieren
do
uitsmeden
reforge
uitsparen
save
uitsturen
send out
uitvieren
do
uitvoeren
export
uitzweren
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

uitfluiten
hiss
uitproberen
work this out
uitschakelen
switch off
uitschreien
do
uitslapen
have sleep out
uitsliepen
do
uitslorpen
do
uitsmelten
render down
uitsmijten
throw out
uitspuwen
spit out

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'spread':

None found.