Uitvieren (to do) conjugation

Dutch
6 examples

Conjugation of uitvieren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
vier uit
I do
viert uit
you do
viert uit
he/she/it does
vieren uit
we do
vieren uit
you all do
vieren uit
they do
Present perfect tense
heb uitgevierd
I have done
hebt uitgevierd
you have done
heeft uitgevierd
he/she/it has done
hebben uitgevierd
we have done
hebben uitgevierd
you all have done
hebben uitgevierd
they have done
Past tense
vierde uit
I did
vierde uit
you did
vierde uit
he/she/it did
vierden uit
we did
vierden uit
you all did
vierden uit
they did
Future tense
zal uitvieren
I will do
zult uitvieren
you will do
zal uitvieren
he/she/it will do
zullen uitvieren
we will do
zullen uitvieren
you all will do
zullen uitvieren
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou uitvieren
I would do
zou uitvieren
you would do
zou uitvieren
he/she/it would do
zouden uitvieren
we would do
zouden uitvieren
you all would do
zouden uitvieren
they would do
Subjunctive mood
viere uit
I do
viere uit
you do
viere uit
he/she/it do
viere uit
we do
viere uit
you all do
viere uit
they do
Past perfect tense
had uitgevierd
I had done
had uitgevierd
you had done
had uitgevierd
he/she/it had done
hadden uitgevierd
we had done
hadden uitgevierd
you all had done
hadden uitgevierd
they had done
Future perf.
zal uitgevierd hebben
I will have done
zal uitgevierd hebben
you will have done
zal uitgevierd hebben
he/she/it will have done
zullen uitgevierd hebben
we will have done
zullen uitgevierd hebben
you all will have done
zullen uitgevierd hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou uitgevierd hebben
I would have done
zou uitgevierd hebben
you would have done
zou uitgevierd hebben
he/she/it would have done
zouden uitgevierd hebben
we would have done
zouden uitgevierd hebben
you all would have done
zouden uitgevierd hebben
they would have done
Present bijzin tense
uitvier
I do
uitviert
you do
uitviert
he/she/it does
uitvieren
we do
uitvieren
you all do
uitvieren
they do
Past bijzin tense
uitvierde
I did
uitvierde
you did
uitvierde
he/she/it did
uitvierden
we did
uitvierden
you all did
uitvierden
they did
Future bijzin tense
zal uitvieren
I will do
zult uitvieren
you will do
zal uitvieren
he/she/it will do
zullen uitvieren
we will do
zullen uitvieren
you all will do
zullen uitvieren
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou uitvieren
I would do
zou uitvieren
you would do
zou uitvieren
he/she/it would do
zouden uitvieren
we would do
zouden uitvieren
you all would do
zouden uitvieren
they would do
Subjunctive bijzin mood
uitviere
I do
uitviere
you do
uitviere
he/she/it do
uitviere
we do
uitviere
you all do
uitviere
they do
Du
Ihr
Imperative mood
vier uit
do
viert uit
do

Examples of uitvieren

Example in DutchTranslation in English
Twee uit twee Mondo Marts, vier uit Frederick... en uit twee winkels in Virginia ieder acht.Two each from Mondo Marts and four from Frederick and eight each from two stops in West Virginia.
Als jij nou iemand voor mij regelt gaan we met z'n vieren uit.How about you set me up with someone, and we double-date? I can do that. Yeah.
En nu willen jullie met z'n vieren uit?- And you guys were thinking double?
Het leek ons wel leuk om met z'n vieren uit te gaan.Look, we got to get to... We thought it'd be fun if we made this a double date.
Toen Clark nog in L.A woonde, gingen we altijd met z'n vieren uit, hij en Wendy en ik en Laurie.When Clark was still in L.A., we'd go on double dates together, he and Wendy and me and Laurie.
Waarom gaan we niet met z'n vieren uit?Why don't the four of us go out?

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

botvieren
indulge
uitgieren
do
uitsmeren
spread
uitvinden
invent
uitvissen
ferret out
uitvoeren
export
uitzweren
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?