Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Treiten (to do) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
treit
treit
treit
treiten
treiten
treiten
Present perfect tense
heb getreit
hebt getreit
heeft getreit
hebben getreit
hebben getreit
hebben getreit
Past tense
treitte
treitte
treitte
treitten
treitten
treitten
Future tense
zal treiten
zult treiten
zal treiten
zullen treiten
zullen treiten
zullen treiten
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou treiten
zou treiten
zou treiten
zouden treiten
zouden treiten
zouden treiten
Subjunctive mood
treite
treite
treite
treite
treite
treite
Past perfect tense
had getreit
had getreit
had getreit
hadden getreit
hadden getreit
hadden getreit
Future perf.
zal getreit hebben
zal getreit hebben
zal getreit hebben
zullen getreit hebben
zullen getreit hebben
zullen getreit hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou getreit hebben
zou getreit hebben
zou getreit hebben
zouden getreit hebben
zouden getreit hebben
zouden getreit hebben
Du
Ihr
Imperative mood
treit
treit

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

pleiten
do
treffen
hit
treilen
trawl
treinen
do
trekken
pull
tremmen
do
trenzen
worm
treuren
grieve

Similar but longer

treiteren
bait

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.