Treiteren (to bait) conjugation

Dutch
7 examples

Conjugation of treiteren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
treiter
I bait
treitert
you bait
treitert
he/she/it baits
treiteren
we bait
treiteren
you all bait
treiteren
they bait
Present perfect tense
heb getreiterd
I have baited
hebt getreiterd
you have baited
heeft getreiterd
he/she/it has baited
hebben getreiterd
we have baited
hebben getreiterd
you all have baited
hebben getreiterd
they have baited
Past tense
treiterde
I baited
treiterde
you baited
treiterde
he/she/it baited
treiterden
we baited
treiterden
you all baited
treiterden
they baited
Future tense
zal treiteren
I will bait
zult treiteren
you will bait
zal treiteren
he/she/it will bait
zullen treiteren
we will bait
zullen treiteren
you all will bait
zullen treiteren
they will bait
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou treiteren
I would bait
zou treiteren
you would bait
zou treiteren
he/she/it would bait
zouden treiteren
we would bait
zouden treiteren
you all would bait
zouden treiteren
they would bait
Subjunctive mood
treitere
I bait
treitere
you bait
treitere
he/she/it bait
treitere
we bait
treitere
you all bait
treitere
they bait
Past perfect tense
had getreiterd
I had baited
had getreiterd
you had baited
had getreiterd
he/she/it had baited
hadden getreiterd
we had baited
hadden getreiterd
you all had baited
hadden getreiterd
they had baited
Future perf.
zal getreiterd hebben
I will have baited
zal getreiterd hebben
you will have baited
zal getreiterd hebben
he/she/it will have baited
zullen getreiterd hebben
we will have baited
zullen getreiterd hebben
you all will have baited
zullen getreiterd hebben
they will have baited
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou getreiterd hebben
I would have baited
zou getreiterd hebben
you would have baited
zou getreiterd hebben
he/she/it would have baited
zouden getreiterd hebben
we would have baited
zouden getreiterd hebben
you all would have baited
zouden getreiterd hebben
they would have baited
Du
Ihr
Imperative mood
treiter
bait
treitert
bait

Examples of treiteren

Example in DutchTranslation in English
Hij was.... hij was hem aan het treiteren.He was... He was baiting him.
Ik heb het alleen gedaan om die stomme trutten te treiteren.I only did it to bait those stupid bitches.
Je kunt me jennen en treiteren en belachelijk maken. Maar ik heb gewoon gewonnen.You can annoy me, bait me, question my very existence but in the end, we both know I've won.
Korsky was Roberts aan het treiteren.Korsky was baiting Roberts.
Toen ik zo kwaad werd, toen die lange me stond te treiteren, dat zegt niks.That... business before, when that tall guy, whatshisname, was tryin' to bait me? That doesn't prove anything.
Die griezel treitert met opzet Duncan.That creep deliberately baited Duncan.
Maar als hij je treitert, geef hem dan een dreun.But if he baits you, I want you to punch him in the balls.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

trakteren
train

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

toetasten
whip
toewijden
dedicate
toonzetten
tone set
treilen
trawl
treiten
do
trekkebekken
do
trippelen
toddle
triptrappen
trip stairs
troetelen
cuddle
tuigen
look

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'bait':

None found.
Learning languages?