Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Terugtrappen (to back stairs) conjugation

Dutch

Conjugation of terugtrappen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
trap terug
I back stairs
trapt terug
you back stairs
trapt terug
he/she/it backs stairs
trappen terug
we back stairs
trappen terug
you all back stairs
trappen terug
they back stairs
Present perfect tense
heb teruggetrapt
I have backed stairs
hebt teruggetrapt
you have backed stairs
heeft teruggetrapt
he/she/it has backed stairs
hebben teruggetrapt
we have backed stairs
hebben teruggetrapt
you all have backed stairs
hebben teruggetrapt
they have backed stairs
Past tense
trapte terug
I backed stairs
trapte terug
you backed stairs
trapte terug
he/she/it backed stairs
trapten terug
we backed stairs
trapten terug
you all backed stairs
trapten terug
they backed stairs
Future tense
zal terugtrappen
I will back stairs
zult terugtrappen
you will back stairs
zal terugtrappen
he/she/it will back stairs
zullen terugtrappen
we will back stairs
zullen terugtrappen
you all will back stairs
zullen terugtrappen
they will back stairs
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou terugtrappen
I would back stairs
zou terugtrappen
you would back stairs
zou terugtrappen
he/she/it would back stairs
zouden terugtrappen
we would back stairs
zouden terugtrappen
you all would back stairs
zouden terugtrappen
they would back stairs
Subjunctive mood
trappe terug
I back stairs
trappe terug
you back stairs
trappe terug
he/she/it back stairs
trappe terug
we back stairs
trappe terug
you all back stairs
trappe terug
they back stairs
Past perfect tense
had teruggetrapt
I had backed stairs
had teruggetrapt
you had backed stairs
had teruggetrapt
he/she/it had backed stairs
hadden teruggetrapt
we had backed stairs
hadden teruggetrapt
you all had backed stairs
hadden teruggetrapt
they had backed stairs
Future perf.
zal teruggetrapt hebben
I will have backed stairs
zal teruggetrapt hebben
you will have backed stairs
zal teruggetrapt hebben
he/she/it will have backed stairs
zullen teruggetrapt hebben
we will have backed stairs
zullen teruggetrapt hebben
you all will have backed stairs
zullen teruggetrapt hebben
they will have backed stairs
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou teruggetrapt hebben
I would have backed stairs
zou teruggetrapt hebben
you would have backed stairs
zou teruggetrapt hebben
he/she/it would have backed stairs
zouden teruggetrapt hebben
we would have backed stairs
zouden teruggetrapt hebben
you all would have backed stairs
zouden teruggetrapt hebben
they would have backed stairs
Present bijzin tense
terugtrap
I back stairs
terugtrapt
you back stairs
terugtrapt
he/she/it backs stairs
terugtrappen
we back stairs
terugtrappen
you all back stairs
terugtrappen
they back stairs
Past bijzin tense
terugtrapte
I backed stairs
terugtrapte
you backed stairs
terugtrapte
he/she/it backed stairs
terugtrapten
we backed stairs
terugtrapten
you all backed stairs
terugtrapten
they backed stairs
Future bijzin tense
zal terugtrappen
I will back stairs
zult terugtrappen
you will back stairs
zal terugtrappen
he/she/it will back stairs
zullen terugtrappen
we will back stairs
zullen terugtrappen
you all will back stairs
zullen terugtrappen
they will back stairs
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou terugtrappen
I would back stairs
zou terugtrappen
you would back stairs
zou terugtrappen
he/she/it would back stairs
zouden terugtrappen
we would back stairs
zouden terugtrappen
you all would back stairs
zouden terugtrappen
they would back stairs
Subjunctive bijzin mood
terugtrappe
I back stairs
terugtrappe
you back stairs
terugtrappe
he/she/it back stairs
terugtrappe
we back stairs
terugtrappe
you all back stairs
terugtrappe
they back stairs
Du
Ihr
Imperative mood
trap terug
back stairs
trapt terug
back stairs

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

terugbetalen
repay
terugrijden
back ride
terugschelden
back scold
terugstorten
repay
terugtellen
countdown
terugtreden
withdraw
terugvoeren
lead back
theedrinken
drink tea
theoretiseren
theorize
thuiskrijgen
get home

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'back stairs':

None found.