Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Terugbetalen (to repay) conjugation

Dutch
20 examples
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
betaal terug
betaalt terug
betaalt terug
betalen terug
betalen terug
betalen terug
Present perfect tense
heb terugbetaald
hebt terugbetaald
heeft terugbetaald
hebben terugbetaald
hebben terugbetaald
hebben terugbetaald
Past tense
betaalde terug
betaalde terug
betaalde terug
betaalden terug
betaalden terug
betaalden terug
Future tense
zal terugbetalen
zult terugbetalen
zal terugbetalen
zullen terugbetalen
zullen terugbetalen
zullen terugbetalen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou terugbetalen
zou terugbetalen
zou terugbetalen
zouden terugbetalen
zouden terugbetalen
zouden terugbetalen
Subjunctive mood
betale terug
betale terug
betale terug
betale terug
betale terug
betale terug
Past perfect tense
had terugbetaald
had terugbetaald
had terugbetaald
hadden terugbetaald
hadden terugbetaald
hadden terugbetaald
Future perf.
zal terugbetaald hebben
zal terugbetaald hebben
zal terugbetaald hebben
zullen terugbetaald hebben
zullen terugbetaald hebben
zullen terugbetaald hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou terugbetaald hebben
zou terugbetaald hebben
zou terugbetaald hebben
zouden terugbetaald hebben
zouden terugbetaald hebben
zouden terugbetaald hebben
Present bijzin tense
terugbetaal
terugbetaalt
terugbetaalt
terugbetalen
terugbetalen
terugbetalen
Past bijzin tense
terugbetaalde
terugbetaalde
terugbetaalde
terugbetaalden
terugbetaalden
terugbetaalden
Future bijzin tense
zal terugbetalen
zult terugbetalen
zal terugbetalen
zullen terugbetalen
zullen terugbetalen
zullen terugbetalen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou terugbetalen
zou terugbetalen
zou terugbetalen
zouden terugbetalen
zouden terugbetalen
zouden terugbetalen
Subjunctive bijzin mood
terugbetale
terugbetale
terugbetale
terugbetale
terugbetale
terugbetale
Du
Ihr
Imperative mood
betaal terug
betaalt terug

Examples of terugbetalen

Example in DutchTranslation in English
" Mij komt de wraak, zal ik terugbetalen, zegt de Heer"."Vengeance is mine, I will repay, saith the Lord. "
"ik kan jou nooit terugbetalen voor wat je gaat doen, maar... "ik kan alle anderen terugbetalen."I can never repay you for what you are about to do, but I can repay everyone else."
'Beste vriend, vergeet u niet dat om middernacht... 'de periode waarin u uw lening moet terugbetalen, afloopt."Dear friend, may we remind you that tonight, at 12 o'clock the term allowed for the repayment of the loan is at an end.
'Hoe kan ik Edgar terugbetalen?"how can I repay Edgar?
'Ik zal terugbetalen'.I shall repay!
Jullie betalen terug met bloed en oneer.And you repay it with blood and dishonor.
- En ik heb nog niets terugbetaald.- and have not, as of yet, repaid any of it.
- Je hebt hem allang terugbetaald.You've more than repaid him many times over.
- voor de lening terugbetaald is.- until the loan has been repaid to us.
Als Chiyo haar schuld niet... heeft terugbetaald binnen zes maanden na haar debuut.If Chiyo has not repaid her debt within six months after her debut.
Als de oogst tegenviel, deelde de regering rijst uit aan de bevolking. De rijst was slechts geleend en moest een jaar later... met een wettelijk vastgelegd rentepercentage terugbetaald worden.On a bad-crop year, the government issued relief rice, which had to be repaid with interest in the following harvest.
Veronderstel dan, dat ik zweer dat ik je terugbetaal?Then suppose I swear to repay you?
Zeg de sheriff dat ik hem alle leed tienvoudig terugbetaal.Tell the Sheriff for every harm he does these people I will repay him tenfold.
ik het kleinste dacht dat ik doen kan, is, terugbetaal uw geld als ik kan.I can never repay your kindness. Please take it.
Alles wat wij je nu geven zal een schuld zijn waarvan wij verwachten dat je ze terugbetaalt.Anything we give you now will be a debt we expect you to repay.
Als Griekenland zijn staatsschuld niet terugbetaalt is het land mogelijk failliet.If Greek government... cannot repay its debt, the country may have to declare bankruptcy.
En dit is hoe hij me terugbetaalt.And this is how he repays me.
En kijk hoe hij me terugbetaalt.And see now how he repays me
Het is tijd dat je ons terugbetaalt.Now is the time for you to repay us.
In uw verklaring over het teruggeven van't geld... van de goede doelen... zegt u dat u de senator cash terugbetaalde, klopt dat?The testimony you gave about returning the money you earned at the senator's charities, you say you repaid it to the senator in cash, correct?

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'repay':

None found.