Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Tekortdoen (to do) conjugation

Dutch
6 examples
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
doe tekort
doet tekort
doet tekort
doen tekort
doen tekort
doen tekort
Present perfect tense
heb tekortgedaan
hebt tekortgedaan
heeft tekortgedaan
hebben tekortgedaan
hebben tekortgedaan
hebben tekortgedaan
Past tense
deed tekort
deed tekort
deed tekort
deden tekort
deden tekort
deden tekort
Future tense
zal tekortdoen
zult tekortdoen
zal tekortdoen
zullen tekortdoen
zullen tekortdoen
zullen tekortdoen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou tekortdoen
zou tekortdoen
zou tekortdoen
zouden tekortdoen
zouden tekortdoen
zouden tekortdoen
Subjunctive mood
doe tekort
doe tekort
doe tekort
doe tekort
doe tekort
doe tekort
Past perfect tense
had tekortgedaan
had tekortgedaan
had tekortgedaan
hadden tekortgedaan
hadden tekortgedaan
hadden tekortgedaan
Future perf.
zal tekortgedaan hebben
zal tekortgedaan hebben
zal tekortgedaan hebben
zullen tekortgedaan hebben
zullen tekortgedaan hebben
zullen tekortgedaan hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou tekortgedaan hebben
zou tekortgedaan hebben
zou tekortgedaan hebben
zouden tekortgedaan hebben
zouden tekortgedaan hebben
zouden tekortgedaan hebben
Present bijzin tense
tekortdoe
tekortdoet
tekortdoet
tekortdoen
tekortdoen
tekortdoen
Past bijzin tense
tekortdeed
tekortdeed
tekortdeed
tekortdeden
tekortdeden
tekortdeden
Future bijzin tense
zal tekortdoen
zult tekortdoen
zal tekortdoen
zullen tekortdoen
zullen tekortdoen
zullen tekortdoen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou tekortdoen
zou tekortdoen
zou tekortdoen
zouden tekortdoen
zouden tekortdoen
zouden tekortdoen
Subjunctive bijzin mood
tekortdoe
tekortdoe
tekortdoe
tekortdoe
tekortdoe
tekortdoe
Du
Ihr
Imperative mood
doe tekort
doet tekort

Examples of tekortdoen

Example in DutchTranslation in English
Ik wil je niet tekortdoen, Theresa.And I don't want to cheat you, Theresa.
Ik wil niemand tekortdoen.I don't want to make anybody feel bad.
Je moet jezelf niet tekortdoen.Hey, don't sell yourself cheap, lady.
Uw penning is in deze stad niet geldig. - Ik wil niemand tekortdoen.Maybe you've forgotten that your badge doesn't work in this city, Detective Taylor
Waarom wil je je leven zo tekortdoen?Why do you wanna sell your life short?
Denk je nog altijd dat ze tekortgedaan is?Still think she was hard done by?

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.